Toch nog hoop voor klimaattop
• 30-11-2009
• leestijd 3 minuten
Hoewel alle wereldleiders al gezegd hebben dat de klimaattop in de Deense hoofdstad Kopenhagen geen nieuw verdrag zal voortbrengen, zijn de deelnemers toch hoopvol. Want misschien lukt het de milieuministers toch om een politiek akkoord neer te zetten, dat de basis vormt voor een in 2010 op te stellen klimaatverdrag.
De afspraken over de uitstoot van broeikasgassen zijn volgens wetenschappers hard nodig. Als er nu niet minder wordt vervuild, zal de aarde in rap tempo opwarmen. En dat heeft ernstige gevolgen, zoals overstromingen, stijging van het zeeniveau, hittegolven en langdurige droogtes.
In 2007 werd op Bali afgesproken dat de wereld gered moest worden van dit dramatische scenario. Daarop volgde twee jaar onderhandelen, met als eindpunt Kopenhagen. Het verdrag dat daar opgesteld zou worden, moest de opvolger worden van het Kyoto-protocol, dat in 2012 afloopt. Daarin is afgesproken dat de westerse landen in 2012 hun uitstoot met gemiddeld 5 procent verminderd hebben ten opzichte van 1990.
Maar de laatste maanden verliep alles anders dan destijds op Bali werd gedacht. De Amerikaanse president Barack Obama, een voorstander van een klimaatverdrag, bleek de nationale wetgeving niet op tijd door de Senaat te kunnen loodsen. Het is voor Obama onmogelijk zich aan een internationaal verdrag te houden als dezelfde afspraken niet ook nationaal zijn vastgelegd.
In reactie op dat nieuws begonnen wereldleiders te spreken over een politiek akkoord in plaats van een verdrag. Op die manier zou een aantal maanden respijt gekocht worden om de wetgeving in de VS rond te krijgen. Veel leiders vrezen dat Washington ook bij het nieuwe verdrag niet over de brug komt, zoals eerder gebeurde bij het Kyoto-protocol. Dat werd nooit geratificeerd, uit angst voor de negatieve gevolgen voor de economie.
Een nieuw verdrag moet zorgen dat de wereld niet meer dan 2 graden Celsius opwarmt. Daarvoor is het van belang dat alle partijen hun steentje bijdragen. In totaal moet in 2020 door de rijke landen tussen de 25 en 40 procent minder broeikasgas worden uitgestoten dan in 1990. Voor de ontwikkelingslanden staat dat percentage op 15 tot 30 procent.
Dat leidt tot een ingewikkelde rekensom. Zo heeft de Europese Unie toegezegd 30 procent te willen bezuinigen, als andere landen ook over de brug komen. Om boven de 25 procent te komen, moeten de overige spelers dus ook ambitieuze doelen stellen. Rusland wil 25 procent, maar heeft nog veel emissierechten over die niet meegeteld worden, maar wel leiden tot een forse toename van de uitstoot. De VS willen 17 procent verminderen ten opzichte van 2005, veel minder dan
wanneer dat percentage vergeleken wordt met 1990.
De ontwikkelingslanden hebben ook moeite met het stellen van doelen. India heeft nog geen percentages genoemd. China houdt het op een vermindering van 40 tot 45 procent ten opzichte van 2005. Dat doel geldt echter alleen voor de industrie. En aangezien die sector nog steeds groeit, is het waarschijnlijk dat de uitstoot de komende jaren niet daalt, maar juist toeneemt.
Of de juiste percentages uiteindelijk ter tafel komen is nog maar zeer de vraag. Ook is er nog geen consensus over het geld dat beschikbaar moet komen voor arme landen die kampen met de gevolgen van klimaatverandering. Ten slotte blijft het afwachten of het politieke akkoord dat 18 december het resultaat van de klimaattop moet worden, ook echt omgezet gaat worden in een juridisch bindend verdrag.
Bron: ANP