Eind jaren zestig was de ooievaar vrijwel verdwenen uit het Nederlandse landschap. Een herintroductieprogramma heeft er voor gezorgd dat er inmiddels weer 900 broedparen zijn. Een geweldig succes dus voor deze iconische vogel.
Het was vooral na de Tweede Wereldoorlog dat de ooievaar als gevolg van jacht en pesticiden een uiterst zeldzame vogel werd in ons land. Op het dieptepunt waren er nog maar negen broedparen.
Zoiets was in Zwitserland ook gebeurd. Daar is toen een fokprogramma gestart waarbij ooievaarsparen werden gekortwiekt. Daardoor konden ze niet wegvliegen en konden ze onder gecontroleerde omstandigheden jaar na jaar kuikens krijgen. De kuikens konden wel elk najaar naar het zuiden trekken. Zo werd in ongeveer twintig jaar een levensvatbare populatie opgebouwd.
In Nederland is Vogelbescherming volgens dezelfde methode te werk gegaan. In 1969 werd in Groot-Ammers een gebied aangekocht om ooievaars te fokken. En met succes: inmiddels is de populatie gegroeid naar zo’n 900 broedparen, en kunnen de vogels zonder bijvoeding overleven. Ongeveer 30% van de vogels overwintert ook in Nederland.
Wielen
Tegenwoordig kennen we de ooievaar broedend op een karrenwiel hoog op een paal of schoorsteen. Toch wil de Vogelbescherming daar meer en meer van af. Ooievaars bouwen hun nest namelijk van oorsprong in bomen. Op een aantal plaatsen in Nederland gebeurt dat nu al.