Het aantal kikkers en padden in Nederland is de laatste jaren toegenomen. Dat blijkt uit metingen die zijn uitgevoerd in de periode 1997- 2004. De recente stijging volgt op een periode van achteruitgang sinds de jaren vijftig. De toename van het aantal kikkers en padden staat in contrast met berichten over de mondiale achteruitgang van het aantal kikkers en padden.
Beschermingsmaatregelen, verbeteringen van de waterkwaliteit en de aanleg van poelen werpen, zo blijkt, hun vruchten af en hebben snel invloed op de populatiegrootte, omdat kikkers en padden in korte tijd veel nakomelingen kunnen produceren.
Kikkers
De populatie boomkikkers vertoont de grootste stijging. Deze soort, die hoofdzakelijk in Twente, de Achterhoek en in Zeeuws-Vlaanderen voorkomt, is met 20 procent per jaar toegenomen en de totale Nederlandse populatie van deze soort is sinds 1997 verviervoudigd. Vooral in Twente en de Achterhoek is het herstel groot, dankzij de beschermingsmaatregelen die zijn genomen. De toename van de algemeen voorkomende bruine kikker en groene kikker is minder groot: sinds 1997 zijn deze groepen kikkers respectievelijk met 6 procent en 4 procent per jaar gegroeid. De populaties poelkikkers en heikikkers, soorten die voornamelijk op de zandgronden voorkomen, zijn stabiel gebleven.
Padden
De algemeen voorkomende gewone pad is met 3,5 procent per jaar toegenomen sinds 1997. Ook de geelbuikvuurpad is toegenomen. Deze internationaal ernstig bedreigde soort komt in Nederland nog maar in een vijftal Limburgse groeven voor, waarbij verreweg het grootste deel van de populatie zich bevindt in groeve 't Rooth. Vooral in 2000 en 2001 was er sprake van herstel, mede dankzij het beschermingsplan voor deze soort. Door de lage aantallen dieren op een zeer beperkt aantal locaties blijft deze soort erg kwetsbaar.
Van de andere inheemse paddensoorten, de vroedmeesterpad, eveneens een soort die in Limburg voorkomt, de knoflookpad en de rugstreeppad, zijn nog onvoldoende gegevens bekend om de ontwikkelingen te kunnen beoordelen.