De soort van de maand november is de vouwmijnmot van de plataan. Van de acht diersoorten, die dit jaar als soort van de maand zijn uitgekozen, is de plataanvouwmijnmot de enige, waarvan moet worden uitgekeken naar de onvolwassen stadia (eigenlijk naar de vraatbeelden van de rupsen).
Bij veel soorten Kleine Vlinders is dit de gemakkelijkste manier om gegevens te verzamelen. Wat de plataanvouwmijnmot betreft: platanen weet ieder wel in zijn of haar omgeving te staan. Omdat de rups in het blad mineert en omdat de plataanbladeren in de loop van november op de grond terecht zijn gekomen kunnen de mijnen eenvoudig en zelfs zonder bukken worden gevonden. Dat lukt natuurlijk ook bij bladeren aan de boom, wanneer de laagste takken niet te hoog zijn.
Mineren
De rupsen van veel soorten Kleine Vlinders zijn te klein om een heel blad te kunnen behappen. Die leven daarom binnenin het blad en de sporen van hun vraat – de vraatbeelden dus – zijn in het algemeen goed zichtbaar. Door het specifieke karakter van die vraatbeelden kan in verreweg de meeste gevallen tot op de soort worden gedetermineerd. Het determineren van de mijnen wordt bovendien nog vergemakkelijkt, doordat mineerdersoorten op één of slechts enkele soorten waardplanten leven en doordat op een waardplantsoort meestal maar weinig mineerdersoorten voorkomen. De Plataanvouwmijnmot is wel heel erg gemakkelijk te determineren: de soort leeft als rups alleen op plataan en op de plataan komt maar één soort vouwmijn voor.
Levenswijze
De pas uit het ei gekomen plataanvouwmijnmot drinkt eerst alleen sap en beschikt dan over daarop afgestemde kop en monddelen. Deze jonge rups maakt een onopvallend jeugdmijntje. Vervolgens ondergaat de jonge rups een in vergelijking met andere rupsen extra–gedaante verwisseling, d.w.z. gaat eruitzien als een normale rups met monddelen, waarmee stukjes bladmoes kunnen worden gekauwd. Ook spint de rups nu draden aan de binnenkant van de opperhuid volgens een vast patroon. Door het indrogen van deze spinseldraden trekt de opperhuid samen en ontstaan vouwtjes, terwijl de andere kant van het blad meer of minder opbolt. Op deze wijze komt de karakteristieke vouwmijn tot stand, zoals die bij een tachtigtal uit Nederland bekende vlindersoorten voorkomt. Bij de plataanvouwmijnmot zijn de mijnen zeker anderhalve cm. lang, zitten de vouwtjes aan de onderkant van het blad en ze kunnen in aantal op één blad aanwezig zijn. Verpopping vindt in de mijn plaats, zodat in de novemberbladeren niet alleen mijnen voorkomen met levende of dode rupsen, maar ook en vooral met popjes; natuurlijk kunnen de mijnen ook leeg of verlaten zijn. De poppen overwinteren in de mijn en de vlinders komen het daarop volgend voorjaar uit. De vlinders zijn in rusthouding 4 – 5 mm. groot en van een bijna overdreven pracht: warm oker met blinkend zilveren tekening.
In heel Nederland
De plataanvouwmijnmot komt in geheel Nederland in grote aantallen voor, maar ontbreekt op de Waddeneilanden. Toch is deze soort in Nederland een nieuwkomer, die in minder dan een halve eeuw ons land vanuit het zuidoosten naar het noordwesten heeft gekoloniseerd. Deze kolonisatie vertoont grote overeenkomst met die van de soort van de maand augustus, de wespspin. Het is bekend, dat kolonisten in de beginjaren in grote aantallen kunnen voorkomen, waarna de aantallen teruglopen. Er zijn aanwijzingen, dat dit laatste ook bij de plataanvouwmijnmot het geval is. Het zal duidelijk zijn, dat de stichting Tinea mede daarom erg benieuwd is naar de resultaten van de tellingen in deze maand.