Behalve de snavel en de poten zijn vogels helemaal bedekt met veren, die ze tegen de regen beschermen. Onder de veren zit een donslaag, waardoor de vogels warm blijven. De veren slijten en worden in de meeste gevallen jaarlijks vervangen door nieuwe. Het uitvallen van de oude veren en de groei van de nieuwe wordt ruien genomen.
In de regel gebeurt ruien niet in de inspannende en moeilijke periodes, zoals de winter en de broed- of trektijd. Daarom ruien de meeste vogels in de nazomer - tussen juli en oktober. In deze ruiperiode wordt er niet gezongen en de vogels zijn minder zichtbaar. Sommige soorten ruien nog een tweede keer vlak vóór het broedseizoen. Hierbij krijgen zij een zomerkleed.
Verschillende manieren van ruien
Een aantal water- en moerasvogels zoals eenden, ganzen en rallen ruien een groot deel van hun verenkleed in één keer (= volledige rui). Dit duurt wekenlang, kost veel energie en gaat ten koste van het vliegvermogen. Daarom houden de vogels zich in deze periode schuil in dichte vegetatie. Eenden, waarvan de mannetjes een prachtig gekleurd zomerkleed hebben, ruien dan naar een vaalbruin, goed camouflerend kleed. Dit eclipskleed maakt ze minder opvallend voor roofdieren.
Roofvogels kunnen zich deze strategie niet veroorloven. Zij moeten goed kunnen blijven vliegen om aan de kost te komen. Daarom spreiden ze de rui van de vliegpennen over een lange periode uit. Ze ruien dus het hele jaar. Alleen tijdens de trek stopt het even en bij enige soorten ook tijdens het broedseizoen.
Sommige soorten zoals vink en spreeuw krijgen hun prachtige zomerkleed zonder een tweede keer te hoeven ruien. In de nazomer (jul + aug) hebben ze nieuwe veren gekregen die hetzelfde zijn als hun prachtige zomerkleed, behalve dan dat er op ieder veertje een bruin (of wit) topje zit. Tijdens de winter slijten die topjes eraf, zodat tegen de lente de mooie kleuren verschijnen.
Wetenschappelijke benadering
Het ruien is een ingewikkeld proces, waarbij een aantal factoren een belangrijke rol spelen. Allereerst is dat het weefsel dat de veren vormt. Op dezelfde wijze als bij mensen haren ontstaan in haarzakjes, groeien veren uit zakjes, die veerfollikels heten. Alleen gezonde veerzakjes produceren gezonde, normale veren. Bij gezonde vogels zit er altijd één veertje in een veerzakje. Zitten er meerdere in, dan raakt het veerzakje verstopt of geïrriteerd en kan het ruiproces niet normaal verlopen. Bovendien kunnen huidschimmels en parasieten de rui verstoren.
Hormonen maken zorgen voor lichamelijke veranderingen tijdens de rui. Zo gaan rui en voortplanting niet samen. Een vrouwtje (pop) in de rui kan nooit eitjes produceren omdat – op het moment dat het ruiproces begint – de eierstok inactief wordt. Een man in de rui kan nooit een pop bevruchten om dezelfde reden: zijn testikels zijn op dat moment inactief. Het begin van de rui kan onderdrukt worden door geslachtshormonen toe te dienen. Daarentegen kan de rui opgewekt worden door progesteron. Dit is een hormoon dat de activiteit van eierstok en testikel onderdrukt.
De lengte van de dag is het allerbelangrijkste in het ruiproces. Iedereen die vogels houdt zal weten dat de vogels in de rui vallen ná de langste dag (21 juni). De rui komt dus op gang als de dagen korter worden. Bij dieren die binnen zijn gehuisvest en een vast dag/nacht ritme hebben, is dit proces na te bootsen. Wordt de lamp ’s avonds een paar uur eerder uitgedaan, dan zullen de dieren binnen enkele weken in de rui vallen. Hoe eerder het licht dus uitgaat, m.a.w. hoe groter het verschil tussen de oorspronkelijke daglichtlengte en de nieuwe daglichtlengte is, hoe sterker en geforceerder de rui zal verlopen. Dit proces heeft echter meer effect in de herfst dan in de lente.