Romke van de Kaa: Het jaar van de zwaluw
• 22-10-2008
• leestijd 3 minuten
Vorig jaar, 2007, was het jaar van de zwaluw. Nu is ieder jaar wel het jaar van iets of iemand. Zo is het nu, in 2008, het jaar van de aardappel, het jaar van de dolfijn en het jaar van de scholekster. Het zal allemaal wel wezen, maar dat jaar van de zwaluw heb ik bewust beleefd.
Al jarenlang probeer ik het de boerenzwaluwen die in mijn schuur nestelen naar de zin te maken. Mijn schuurdeur heeft zelfs een speciaal zwaluwenluikje zoals een ander een kattenluik in zijn deur maakt. Nu is onze huiszwaluwenpopulatie, tegen de landelijke trend in, in de afgelopen tien jaar behoorlijk gegroeid. Zozeer zelfs dat er wrijving ontstond in de huiselijke kring. Mijn vrouw vond het bijvoorbeeld niet leuk om ’s morgens op een ondergescheten fiets te klimmen om naar het station te gaan.. Want één nestje is aardig, maar tien zijn er wel genoeg. Op het laatst kon ik wel een handel in guano beginnen en tegen het einde van het broedseizoen drong de scherpe vogelstrontlucht tot in de slaapkamer door. Maar goed, voor je gevederde vriendjes moet je wat over hebben en door een partytent boven de fietsen op te richten konden die in ieder geval poepvrij worden gehouden.
Vorig jaar, het jaar van de zwaluw, was een topjaar. Alsof de diertjes het wisten. Drie keer achter elkaar werd er gebroed en tegen het einde van de zomer vlogen er wel honderd zwaluwen rond in de schuur - jong en oud door elkaar.
Toen vond ik het eerste lijkje. Nu valt er altijd wel eens een jonge zwaluw uit het nest, maar dit was anders. Het bloederige hompje wees eerder in de richting van een moord dan van een ongeluk. Maar bij die eerste moord bleef het niet. De weken daarna begon de schuur steeds meer op een slachthuis te lijken. Overal veren en bloed. Totdat op een avond de seriemoordenaar werd betrapt. Een fiets die altijd al wat wankel op zijn standaard leunde viel kletterend om en de honden sloegen woedend aan. Wat bleek? In de schuur vloog onverstoorbaar een kerkuil nog een paar rondjes om daarna door het zwaluwenluikje te verdwijnen. Inmiddels waren er van de honderd zwaluwen nog een stuk of zes over. De rest was door de uil in de loop der weken aan zijn jongen gevoerd. Die kloteuil. Die rotuil.
Wat nu? Eerst maar eens met de vogelbescherming gebeld. Die grapjassen hebben tenslotte het jaar van de zwaluw bedacht. Neem ik aan.
‘U spreekt met de Vogelbescherming, met Anja’. Of Tanja, daar wil ik vanaf zijn.
‘Met Van de Kaa. Ik heb een vraag. Weet u misschien hoe ik een kerkuil uit mijn schuur kan verdrijven?’
Doodse stilte aan het andere eind van de lijn.
‘Hallo, bent u daar nog? Hoe verjaag ik een kerkuil? Heeft u gif, klemmen, vangkooien?’
Ik kreeg weinig medeleven van de vogelbescherming. Ik moest goed begrijpen dat de kerkuil een zeldzame vogel was die zijn jongen toch ergens mee moest grootbrengen.
Dat begreep ik best, maar waarom moest dat zo nodig met mijn zwaluwen? Het was toch het jaar van de zwaluw en niet het jaar van de kerkuil? Het jaar van de zwaluw - poeh, het mocht wat. Een feestjaar voor de een is een rampjaar voor de ander.