Het
roesje
(Scoliopteryx libatrix) is een vlinder uit de familie van de uilen.
Het roesje is stevig gebouwd en heeft een brede voorvleugel die in rust tamelijk vlak ligt en een krom gebogen vleugelpunt heeft. De achterrand van de voorvleugel heeft diep ingesneden kartels. De voorvleugel is grijsachtig bruin met een roze of paarsachtige tint en is bestrooid met kleine donkere vlekjes en witte centrale dwarslijnen. Op het oranjebruine borststuk is een korte kuif zichtbaar en het mannetje heeft geveerde antennen.
De vlinder komt verspreid over het hele land voor in open loofbossen, struwelen, moerassen, heiden, parken en tuinen. Waardplanten zijn de wilg en de ratelpopulier. De soort vliegt in twee generaties en kan in alle maanden van het jaar worden waargenomen. De vlinders worden in het donker vaak foeragerend aangetroffen op smeer, overrijpe bramen, bessen van gelderse roos en bloemen van onder andere klimop.
De rupsen komen voor van mei tot september. De verpopping vindt plaats in een cocon tussen samengesponnen bladeren, vaak aan het uiteinde van een tak. De soort overwintert als vlinder in schuren, bunkers, mergelgroeven, vochtige tunnels en kelders.