De kiwi is een loopvogel uit de bossen van Nieuw-Zeeland. Het is een vreemde vogel: niet groter dan een kip, smalle lange veren en veel te kleine vleugeltjes. In het donker ziet de kiwi bijna niets terwijl het toch een nachtdier is. Voedsel zoekt de kiwi door z’n lange snavel in de grond te steken en al ruikend op zoek te gaan naar lekkere hapjes. Anders dan bij andere vogels zitten de neusgaten speciaal daarvoor voorop de snavel.
Vooral kiwivrouwtjes eten zeer veel wormen. Zij leggen namelijk enorme eieren van zo’n 450 gram. Vergelijk dat met een kippenei dat niet meer dan 60 gram weegt. Het maken van een kiwi-ei kost het vrouwtje dan ook 20% van haar gewicht. Eenmaal gelegd broedt het mannetje het ei uit door 75 dagen op het ei te gaan zitten (bij een kip is dat 21 dagen). Het ei zit zo boordenvol voedsel zodat het kuiken helemaal ‘klaar’ is als die uit het ei komt: met veren, geopende ogen, etc.
Het kuikentje kan nog een week rustig aan doen. In z’n buikholte zit namelijk nog een restje van de eierdooier waar die een week op kan teren. Daarna moet ie echter gelijk op eigen poten staan en z’n eigen kostje bij elkaar scharrelen.
Bron: ‘Honger als een paard?’ van Otto Beaujon en Leobert de Boer