U luistert naar Vroege Vogels. Waarschijnlijk kijkt u ook naar de natuurfilms van de BBC. En leest u de vogelboeken van Hans Dorrestijn. Waarschijnlijk heeft u hieruit opgemaakt dat de natuur Leuk is. De natuur is een paradijs, een paradijs bevolkt door mooie wezens die prachtige baltsrituelen vertonen en elkaar op boeiende, kleurrijke wijze naar het leven staan.
Het spijt me u dit te moeten zeggen, maar u bent misleid. De natuur is helemaal niet leuk. De weilanden, de regenwouden en de poolkappen worden bevolkt door akelige beesten die je gras opeten, die je steken of die je zelfs helemaal opeten als ze de kans krijgen. Mensen die níet naar Vroege Vogels luisteren weten dit al lang. Die vinden het prima dat we in Nederland honderdduizenden ganzen te lijf gaan en dat er elk jaar duizend ijsberen worden afgeschoten. Weg met die griezels! Alleen ouderwets gezellige dieren als korhoenders en korenwolven en slome duikelaars als de koala en de pandabeer vinden we de moeite waard. Voor hun behoud trekken we miljoenen uit. Voor de griezels trekken we ook onze portemonnee, maar dan om ze met kogels, netten of gifgas te verdelgen.
Dat roept de vraag op wat wij het akeligste beest van Nederland vinden. Niet de malariamug, die is in de vorige eeuw uit ons land verdwenen. Niet onze grote roofdieren, de wolf en de beer, die hadden we er in de middeleeuwen al onder. Het meest gehate dier steekt niet, bijt niet en eet geen gras. Het is de vliegende rat, de stadsduif.
Waarom haten wij de duif? Hij brengt niet meer ziekten over dan roodborstjes, eekhoorns of uw buurman, daar kan het niet aan liggen. Hij maakt weinig geluid, al helemaal niet ’s nachts. Hij fleurt onze steden juist op met zijn aanwezigheid, spectaculaire vlucht en uitvoerige baltsgedrag . Ja, accoord, hij poept, maar dat doen wij ook, dat kan je hem niet verwijten. Waarom dan die haat?
Langdurige observaties bij het Centraal Station en op de Dam brachten mij het antwoord. Wij haten de stadsduif vanwege zijn onverschrokkenheid! Hij loopt rond onze voeten, hij loopt winkels binnen. Als we hem proberen weg te jagen vliegt hij voor de vorm even op om twee meter verder zijn bezigheden te hervatten, zonder ons nog een blik waardig te keuren. Hij broedt zelfs op onze balkons, bijna in ons huis!
De grote fout van de stadsduif is dat hij ons niet erkent als de meesters der schepping. Wij willen dat dieren wegvluchten als wij eraan komen. Of dat ze, opgesloten in kinderboerderij of dierentuin, uit onze hand komen eten. Maar een dier dat doet alsof wij niet bestaan, alsof wij ook maar gewoon een wezen van vlees en bloed zijn, dat dier haten wij.
Ik vind dit geen goede reden. De stadsduif heeft zich als voormalige klifbewoner optimaal aangepast aan het relatief nieuwe,rumoerige en steenharde biotoop van de stad. Hier past bewondering, geen weerzin. En eigenlijk geldt dat voor alle akelige dieren.