Overdag zijn ransuilen bijna niet te zien. De vogels rusten met grote groepen in een boom. Ze zitten fier rechtop, waardoor ze van onderaf op een boomstam lijken. Alleen de braakballen onder de roestboom verraadt hun aanwezigheid.
Met een lichaamslengte van 35-37 centimeter en een spanwijdte van 84-95 centimeter is de ransuil (
Asio otus
) een vrij grote uil. Door de oorpluimen boven op de kop, is deze vogel te vergelijken met de oehoe. Ook het verenkleed van beide vogels lijkt op elkaar. Het grootste verschil is dat de oehoe een stuk groter is.
De ransuil heeft twee opvallende oranjerode ogen die goed afsteken tegen de bruine en grijze veren op de kop. Rondom de ogenschijnlijk kleine snavel zijn de veren grijs gekleurd. De rest van het verenkleed van de uil is bruin. Met uitzondering van het ‘gezicht’ van de uil is het hele verenkleed gelijkmatig gestreept.
De vogel komt over een groot deel van de wereld voor. In Nederland leeft de uil vooral in bosachtige gebieden met naaldbomen en open terreinen. De jacht vindt ’s nachts op de open terreinen plaats, waar de ransuilen op knaagdieren en kleine vogels jagen. Overdag zitten de uilen met een groep in de bomen.
In strenge winters zoeken de ransuilen beschutting in dorpen of stadsparken. ’s Zomers gaan de dieren terug naar de bosachtige gebieden, waar ze oude nesten van kraaiachtigen betrekken. Helaas voor de ransuil gebruiken buizerds deze nesten ook als basis voor hun nest. Hierdoor kan flinke concurrentie tussen beide vogels ontstaan.
De buizerd is ook op ander vlak een natuurlijke vijand van de ransuil. Als de uil eenmaal een nestplaats heeft betrokken en jongen heeft gekregen zijn het voornamelijk de buizerds die een lekker hapje in de kleine vogeltjes zien. Ook de havik is een natuurlijke vijand van de ransuil. Deze roofvogel grijpt niet alleen de oudere, maar voornamelijk de jongere ransuilen.
Bronnen:
Wikipedia Soortenbank
Lars Jonsson; Vogels van Europa
Rob G. Bijlsma; Ecologische Atlas van de Nederlandse Roofvogels