Raadselachtige ziekte treft Nederlandse paardkastanje
• 11-04-2005
• leestijd 2 minuten
© paardenkastanje
Een mysterieuze bloedingsziekte onder kastanjebomen verspreidt zich razendsnel over Nederland. In de zomer van 2002 kwamen de eerste meldingen binnen van bruine vlekken op enkele kastanjestammen in Friesland, Noord-Holland en Zuid-Holland. Sinds vorig jaar zijn door het hele land aantastingen gemeld. In Utrecht, Houten en Den Haag is de ziekte inmiddels een groot probleem. In laatstgenoemde gemeente is al 40 procent van de 3500 kastanjes aangetast.
In het voorjaar verschijnen op de stam bruine vlekken, waaruit een heldere rode vloeistof komt die later door oxidatie bruinzwart verkleurt. De bast onder de vlekken is reeds rot. In de nazomer stopt het bloeden en droogt de stroperige substantie op tot korsten. Het volgende jaar sterft op deze plekken de bast af, waardoor de sapstroom definitief onderbroken is.
Om de problemen van de nieuwe kastanjeziekte snel in beeld te brengen en aan te pakken is in Nederland de werkgroep Aesculaap opgericht. De werkgroep bestaat uit onderzoekers van Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (PPO) van Wageningen Universiteit, de Plantenziektekundige Dienst van het ministerie van LNV, Alterra, twee ingenieursbureaus en de gemeenten Den Haag, Utrecht, Houten en Haarlemmermeer.
De economische schade kan in korte tijd oplopen tot enkele tientallen miljoenen euro's per gemeente. Ook zal de groene vakwereld - onder andere de boomteeltsector - een schade oplopen van miljoenen euro’s. Reden om landbouwminister Veerman eind december 2004 een brandbrief te sturen en via een plan van aanpak de ernst en de omvang van de ziekte in Nederland onder de aandacht te brengen. Voor de onderzoekers heeft een uitgebreide literatuurstudie naar vergelijkbare aantastingen in andere bomen (bijvoorbeeld de Buchenschleimfluss in beuk) de hoogste prioriteit. Monsters uit zieke bomen worden onderzocht op aanwezigheid van schimmels, bacteriën en virussen. Een landelijke inventarisatie van paardekastanjes is eveneens nodig om te kijken of groeiplaatssituaties en droogtestress (al of niet in combinatie met luchtverontreiniging) bijdragen aan het kwetsbaarder worden voor een aantasting.
Bron: ANP