André Manuel: Natuur_02_07_2009
• 02-08-2009
• leestijd 2 minuten
De keren dat ik me in de zogenaamde natuur bevind hangt er tegenwoordig bijna altijd een gitaar om mijn nek. En dat is goed. Want natuur is werkelijk iets prachtigs, je moet er natuurlijk wel iets te doen hebben. En zo kunt u mij op Terschelling en Vlieland een zeehond horen imiteren, op weilanden rond Lichtenvoorde over mijn dorp horen zingen, op een ponton drijvend op de Maas naar een groep notabelen uit Venlo horen schreeuwen dat een Goeie Tukker geen Motherfucker is en vanuit struikgewas in het hele land roep ik de bevolking meermalen op tot liederlijke dronkenschap en onbeheerst softdruggebruik.
En in al die jaren van buiten spelen heb ik een diep ontzag ontwikkeld voor diezelfde natuur. Want als je hartje winter op een Koek en Zopie-congres in Sneek met je handen vastgevroren aan de gitaarsnaren uit het podium moet worden gezaagd dan ontwikkel je vanzelf een heel natuurlijke nederigheid. Om nog maar te zwijgen over de ontelbare keren dat ik op winderige buitenpodia hele schattige edoch vederlichte zangeresjes voorbij heb zien komen waaien. Toch is de natuur met straatlengtes voorsprong het allerbeste podium dat een artiest zich maar wensen kan. Je kunt als gevierde rockartiest voor een half miljoen euro aan licht boven je podium hebben hangen, het is een heel zielig decor als je dat afzet tegen een optreden op een boerenkar op het strand terwijl achter je de zon heel langzaam in de zee zakt. Of juist bij het ochtendgloren tijdens de zonnewende in het observatorium van Robert Morris in Swifterbant wakker worden terwijl je al een minuut of twintig aan het optreden bent en er dan tot je schrik achterkomen dat er zo’n 300 mensen naar je staan te luisteren.
We hebben ons met een heleboel bandjes ontzettend vaak vergist in de natuur. Afreizen naar Oerol. Uitpakken. Optreden. Een hele duinpan op de kop zetten. En dan drie dagen lang met een zak over je kop over Terschelling fietsen omdat je allemaal een neus bezit met tweedegraads brandwonden. Een heerlijk intiem optreden voor een paar bevriende hippies die zo diep in het bos wonen dat we de volgende dag de teken nog diep in onze bilnaden terug vonden. Optreden op een podium in een moeras om dan ’s avonds zowat opgevreten te worden door 500.000 muggen die duidelijk van heel andere muziek houden. Heel langzaam je aanhanger met apparatuur in een prachtig bosvennetje zien wegzinken omdat we zo onder de indruk waren van het natuurschoon dat niemand aan het kettingetje had gedacht. Ik heb het allemaal meegemaakt. En er geen moment spijt van gehad. Want zo is het nu eenmaal met de mooiste dingen in een muzikantenleven. Daar betaal je vroeg of laat altijd een prijs voor. En zo wil ik ook mijn laatste optreden geven. Op een bootje op volle zee. Heel langzaam afdrijvend. En eindigen in stijl. Als voer voor de haaien.