Wat vinden mensen de juiste relatie tussen mens en natuur? Staat de mens als heerser boven de natuur en mag hij daarover vrijelijk beschikken? Of vinden mensen dat zij gelijkwaardig zijn aan de natuur? Riyan van den Born onderzocht voor haar dissertatie Thinking Nature. Everyday Philosophy of nature in the Netherlands hoe mensen denken over de verhouding mens-natuur door middel van duizend enquêtes en 31 interviews. Vandaag (4 juli) promoveert ze aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Riyan van den Born onderzocht in haar proefschrift ook of het voor de houding ten opzichte van natuur op latere leeftijd uitmaakt of iemand is opgegroeid in de stad of op het platteland, sterk natuurbetrokken ouders heeft of niet et cetera. Een duidelijk verband werd niet gevonden, al lijken mensen die opgroeiden op het platteland iets vaker te neigen tot een idee van de mens als rentmeester over de natuur (waarbij hij wél boven de natuur staat, maar er ook zorg voor draagt).
Daarnaast hadden de geïnterviewden die veel in wildere natuur speelden (veelal mensen met een plattelandsachtergrond) vaak intensere, gedetailleerdere herinneringen aan hun natuurbelevenissen dan kinderen die vooral toegang hadden tot ‘gedomesticeerde natuur’, zoals parken (veelal mensen met een stadsachtergrond). Van den Born: ‘Het Ministerie van LNV stelt in zijn beleidsplan Jeugd en Natuur dat ieder kind voor zijn twaalfde een zogenaamde topervaring in de natuur moet kunnen hebben. Op basis van mijn onderzoek lijkt het erop dat je die eerder opdoet in wildere natuur dan in de meer gedomesticeerde stadsnatuur van parken en speeltuinen. Kortom: als het ministerie wil dat kinderen die topervaring in eigen omgeving opdoen, dan valt er nog wel wat werk te verrichten. Dan zou je namelijk meer ongeordende natuur in de bebouwde omgeving moeten zien te krijgen.’