Door de toegenomen handel in vissen, (on)bewuste uitzettingen, via ballastwater van schepen of het verbinden van rivierensystemen middels kanalen; van alle kanten komen er nieuwe vissoorten in Nederland terecht. Eén van deze nieuwkomers is de Donaubrasem.
Hoewel de Donaubrasem nauw verwant is aan de brasem (Abramis brama) en tot voor kort ook tot hetzelfde geslacht werd gerekend, is er een opvallend verschil in levenswijze tussen beide soorten. De Donaubrasem is namelijk een stroomminnende soort van grote laaglandrivieren. Voor zijn voortplanting is deze soort afhankelijk van grindbanken in sneller stromende delen van de rivier, waarboven de kleverige eieren worden afgezet. Een opvallend uiterlijk kenmerk van de Donaubrasem is de zeer lange anaalvin.
Tot het oorspronkelijke leefgebied behoren de rivieren die uitmonden in de Zwarte en Kaspische Zee en het Aralmeer, waaronder de Donau en Wolga. In zijn oorspronkelijke leefgebied is de Donaubrasem zeldzaam en wordt hij bedreigd door kanalisering en waterverontreiniging. In Tsjechië en Oostenrijk staat hij op de Rode Lijst. In de Rijn is de Donaubrasem voor het eerst in 1995 vastgesteld.
In Nederland wordt de Donaubrasem sinds 2004 ook in de grote rivieren aangetroffen, maar nooit in grote aantallen. Ook tijdens bemonsteringen met een zegen (sleepnet) in de Waal is de Donaubrasem in 2007 slechts in lage dichtheden aangetroffen. Het is niet bekend of de Donaubrasem zich ook in Nederland voortplant. Het is nog onduidelijk welke invloed deze nieuwkomer heeft op de inheemse visfauna. Gezien de lage dichtheden waarin de Donaubrasem hier nu voorkomt, is de verwachting dat deze invloed vooralsnog beperkt zal blijven.