Paulien Cornelisse: Huisdieren
• 28-11-2010
• leestijd 2 minuten
Over een paar weken krijg ik een kat. Deze kat woont nu nog bij zijn moeder, want hij is nog te klein. Als hij in de kattenpuberteit is, komt hij bij mij. Ik kan niet wachten.
Het goede aan katten is dat ze heel serieus kunnen kijken, ook als ze domme dingen doen, zoals van een aanrecht afvallen. En als ze een dutje doen, dan kun je je neus in hun buik begraven om de mufte op te snuiven.
Genoeg reden om een kat te nemen.
Waarom ik er toch zo lang mee heb gewacht is dat ik het nogal een commitment vond. Een kat kan wel twintig worden. Ik ben nu vierendertig, en ik blijk zeer grote moeite te hebben met het idee dat ik een verbintenis met een ander wezen aan zal gaan, en dat die verbintenis er nog zal zijn als vierenvijftig ben. Vierenvijftig!
Wat dat betreft ben ik meer een type voor een wandelende tak. Die leven geloof ik niet zo lang, en ze lijden ook niet zichtbaar als hun einde nadert.
Diepe bewondering heb ik voor mensen die het aan kunnen om een papegaai te nemen. Die kunnen oud worden! Niet normaal! Ik hoorde ooit over een papegaai die negentig was. Als je een papegaai neemt, is het als of je in het huwelijk treedt met iemand die je nog niet kent. Die - sterker nog - niets anders uit weet te brengen dan wat je er zelf met veel pijn en moeite hebt ingestopt. Koppiekrauw, of iets anders origineels.
Er is een goede kans dat die papegaai langer leeft dan jij. Wie dus een papegaai neemt, zorgt meteen voor een ongewenste erfenis voor de nabestaanden. Stel, je opa heeft in de jaren dertig een papegaai gehad, en die woordjes geleerd. Dan kan het best dat je nu zelf nog met een mottige papegaai zit, die jaren dertig-taal spreekt. En die je niet weg kunt doen.
Ik heb overigens ook wel eens gelezen dat eenden zestig kunnen worden. Dat betekent dat er nu makkelijk allemaal eenden in het Vondelpark ronddrijven, die er in de sixties ook al waren. Er zijn eenden die mij hebben gezien terwijl ik in een wandelwagentje werd rondgereden. Sinds ik dit weet kijk ik anders naar de eenden in het Vondelpark.
Als je het vergelijkt met vogels, zijn katten dus nog niet eens zo’n langeduur-investering. Bij mij gaf de kat zelf de doorslag. Ik zag hem kruipen tussen zijn broertjes en zusjes en ik dacht: Jij komt bij mij wonen. Voor minstens twintig jaar.
Misschien ben ik dan toch toe aan een verbintenis.