Oranje boven
• 04-05-2012
• leestijd 3 minuten
Hoewel het oranjetipje vroeg in het jaar actief is, zal het voor de meeste mensen niet de eerste vlinder zijn die ze na de winter ontmoeten.
Citroenvlinder
,
dagpauwoog
en
kleine vos
vliegen vaak op warme dagen in februari of maart al rond. Deze hebben als volwassen vlinders de winter doorgebracht en zijn door de voorjaarszon gewekt uit hun winterrust. Het oranjetipje heeft de winter doorgebracht als pop en moet flink wat warme dagen gehad hebben om zich tot vlinder te kunnen ontwikkelen. Oranjetipjes komen redelijk verspreid over Nederland voor.
Oranjetipjes horen bij de familie van de
witjes
. Die zijn soms lastig uit elkaar te houden, maar dat geldt niet voor de mannetjes van het oranjetipje. De feloranje top van de vleugel valt erg op en maakt de vlinder onmiskenbaar.
Voor vrouwtjes gaat dat niet op, want daarbij ontbreekt het oranje op de vleugel. Ze zijn wit van boven met een zwarte vleugelpunt, precies als de koolwitjes. Vliegend zijn ze dan ook niet makkelijk uit elkaar te houden. Zit ze stil en met de vleugels omhoog, dan zie je de prachtige olijfgroene tekening op de onderzijde. De bijnaam van dit vlindertje, peterselievlinder, is afgeleid van die onderkant.
Droge doosvrucht
Als oranjetipjes hebben gepaard, zet het vrouwtje de eitjes af op specifieke plekken. In een vochtig pinksterbloemgraslandje zet ze eitjes af op de pinksterbloem, maar niet op alle planten. Ze kiest vooral de pinksterbloemen in de buurt van de bosrand of ruigte. Maar ook in de bosrand is lang niet elke plant geschikt. Ze kiest planten met veel bloemen en bloemknoppen.
Waarom het vrouwtje zo kritisch was, is zichtbaar als een paar weken later het eitje uitkomt. De rupsen eten niet van het blad of de stengel van de pinksterbloem, maar van de zaden en zaaddozen (de zogeheten hauwtjes: droge doosvruchten). Het vrouwtje heeft eitjes afgezet op een plant met zodanige knoppen dat als het rupsje uit het ei kruipt er net lekker vers en mals zaad aan de plant zit. Het oudere zaad is te taai voor een jonge rups.
In de loop van juni zijn de rupsen volgroeid. Nu moeten ze verpoppen. Als ze aan de waardplant pinksterbloem gaan hangen, zullen ze het niet overleven, want die plant sterft binnen een paar week helemaal af. Ook andere plekken in het grasland zijn niet echt veilig, want de pop moet een maand of negen à tien blijven hangen tot het volgende voorjaar. Daarom zet het vrouwtje voornamelijk eitjes af in de buurt van bomen en struiken of ruigte. Die blijven namelijk normaal in de winter wel staan.
De rups kruipt nu wel vijf, tien of nog meer meter naar de ruigte, boom of struik en daar, in een houtige stengel, verandert de rups in een pop die lijkt op een doorn of afgebroken takje. Op deze plaats blijft de pop maanden hangen alvorens in het voorjaar te ontpoppen. De cyclus is rond.