
© Fotograaf Edgar Tossijn
Vroeger leek het Menno allemaal simpel: elke vogel zingt een lied, in mei legt elke vogel een ei en in de herfst trekken ze naar het zuiden. Maar hoe meer hij doorheen de jaren over vogels leert, hoe minder hij erover lijkt te weten. Wekelijks schrijft Menno Bentveld een column voor de Varagids.
Lees hier de volledige column:
Ooit, toen ik nog niet zo op de hoogte was van het reilen en zeilen in de vogelgemeenschap, deden vogels nog wat er van ze verwacht werd. Ieder zong zijn eigen lied, in mei legden ze een ei en in de herfst vlogen ze allemaal naar het Zuiden. Tot je er op een dag achter komt dat je er nog geen snars van weet. Tuurlijk, er zijn vogels die hun eigen liedje zingen of nog makkelijker: hun naam roepen. Oehoe, grutto, tjiftjaf. Talloze vogels echter onttrekken zich hieraan en imiteren anderen dat het een lieve lust is. Zo weet je bij de spreeuw vaak niet naar wie je zit te luisteren, doet de tjiftjaf een fitis na en heeft de gaai een perfecte buizerd in huis.
Tot je er op een dag achter komt dat je er nog geen snars van weet
Dan dat van die eieren in mei. Inmiddels ook een urban myth. In veel gevallen is het kleine grut in mei al lang en breed uit het ei en wordt er in heel wat nesten gepiept en gefladderd. Bosuilen broeden vanaf februari, aalscholvers kunnen rond kerst al op de eieren zitten en houtduiven houden al helemaal geen agenda bij. Zij kunnen ieder moment van het jaar nestelen.
Tenslotte die massale najaarstrek. Ooit vonden veel vogels het nodig om in het Zuiden te overwinteren. Het voedselaanbod werd hier te karig en je liep grote kans al ruim voor de jaarwisseling dood te vriezen. Wegwezen dus. Zag je als vogelaar in de herfst een gans of kievit overscheren, kon je er donder op zeggen datie op weg was naar Frankrijk of verder. En niet alleen broedvogels uit eigen land, maar ook Russen en Scandinaviërs kwamen over, met honderdduizenden, miljoenen tegelijk.
Lepelaars op reis? Niks hoor, blijven steeds vaker hier
Het plaatje is inmiddels een stuk minder overzichtelijk. In ons luchtruim gaat het letterlijk alle kanten op. Omdat het voedselaanbod in de huidige winters veel groter is en de kans op doodvriezen sterk is afgenomen – klimaatverandering, daar heb je ’t weer – besluiten veel vogels om helemáál niet meer op reis te gaan. Wie weet valt er genoeg te snaaien en overleven we het hier ook wel, hoor je ze denken. Scheelt een stuk vliegen. Zie ik daar ganzentrek? Welnee, die gaan gewoon gras vreten in de polder. Lepelaars op reis? Niks hoor, blijven steeds vaker hier. IJsvogels toch zeker wel? Nope. Zolang er open water is zijn er ijsvogels. Geen wijs uit te worden; een knappe vogelaar die daar chocola van kan maken.
Helemaal bont maakt de waterpieper het. ’s Zomers een bergvogel, ’s winters bij ons te gast. Er zíjn er dus ook bij die in het najaar doodleuk naar het Noorden vliegen. Alsof het allemaal nog niet lastig genoeg is, dat vogelen…
Thema's:
Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.