Advocaat van de natuur en spreekbuis van het milieu.

Onno Blom: Buitenjongen

  •  
27-03-2016
  •  
leestijd 3 minuten
  •  
onno_blom_05.jpg
Een buitenkind ben ik nooit geweest. Het liefst zat ik binnen te lezen of te tekenen. Naar buiten staren, dat deed ik wel graag. In gedachten maakte ik duizend duikvluchten in de lucht. 
Mijn broertje was uit heel ander hout gesneden. Die was nooit binnen, ook niet als om zes uur het eten op tafel kwam en hij allang had moeten aanschuiven. Dan was hij de tijd weer eens uit het oog verloren, ruiste ergens door het struikgewas, of stond, zonder dat hij dat had gemerkt, met een kletsnatte broek in een slootje om met een schepnet salamanders, voorntjes of kikkervisjes te vangen. 
Dat mijmeren, je verliezen in het uitzicht of in de natuur, dat zit bij ons in de familie. Mijn Canadese oom John, een briljant natuurkundige, van wie wordt gezegd dat hij op een haar na de Nobelprijs miste, was ook zo’n mijmeraar. Wandelen en denken was bij hem één. 
Zo is hij op een zonnige dag eens vol van gedachten de vijver van de Leidse Hout in Oegstgeest ingelopen. Pas toen hij tot aan zijn navel in het water stond, ontwaakte hij uit zijn intellectuele dromen en merkte hij dat hij zijn laatste stappen hem niet over gras maar over dicht groen kroos hadden gevoerd. En omdat hij, wetenschapper pur sang, niet over de wonderbaarlijke krachten van Christus beschikte, werd hij door de natuur gedoopt.  
Ik moest hieraan denken toen ik lezend in de archiefstukken van Jan Wolkers dezelfde vijver in De Leidse Hout zag opdoemen. Jan was ook een echte buitenjongen. Hij kwam tot wanhoop van zijn moeder en woede van zijn vader elk dag onder de modder thuis, in het gezelschap van een jampot vol salamanders of een zieke houtduif.  
Jan Wolkers beschikte wél over messiaanse kwaliteiten. Er is geen schrijver die meer dieren heeft gered: de koksmeeuw uit Turks fruit, de scholekster en het zeenhondje uit Groeten van Rottumerplaat, het waterhoentje uit Een roos van vlees dat met zijn poten in het ijs was vastgevroren en door hem liefdevol met een zakmes was losgehakt.   
Op de lagere school werd Jan, met een variant op de bijnaam van Floris V, 'der meerlen Gods' genoemd omdat hij nesten in de buurt beschermde tegen eierroof. Eenmaal had hij met gevaar voor eigen leven een nest met jonge merels van de verdrinkingsdood gered dat door een sadistische klasgenoot te dobberen was gezet in de vijver in de Leidse Hout. 
'Dat een beul zich niet zomaar zijn prooi afhandig liet maken, ligt in de orde der dingen,' lees ik in Wolkers papieren. 'Hoewel hij een kop groter was dan ik, stortte ik me met mijn drijfnatte en bekrooste lichaam op hem en beukte met mijn alggroene knuisten zijn gemillimeterde schedel tot hij het hazenpad koos. Ik was zelf verwonderd over mijn heilige woede die als koorts door me heen trok terwijl de modder uit mijn schoenen spoot.'
Zinvol geweld kan een levenselixer zijn. Toen zijn klasgenoot een paar weken erna in het academisch ziekenhuis aan meningitis kwam te overlijden, was Jan ervan overtuigd dat het zijn schuld was. 'Terwijl ik hem op zijn schedel bonkte,' herinnerde Wolkers zich, 'meende ik zijn hersens te horen klotsen onder het gebeente.'
Ik voel mijn slapen kloppen van het lezen. Tijd voor een wandeling. Het is te hopen dat ik droog blijf.
Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

0/1500 Tekens
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.

BNNVARA LogoWij zijn voor