Ze zijn met het blote oog vrijwel niet te zien, maar ze zijn met veel en ze zitten overal: springstaarten. In Zuid-Limburg is net een nieuwe soort ontdekt.
Springstaarten (Collembola) zijn piepkleine beestjes van 0,2 tot 6 mm, met zes poten, maar het zijn geen insecten. De monddelen van springstaarten zijn namelijk verzonken in hun kop, en bij insecten bevinden die zich búiten de kop.
Dergelijke details zijn met het blote oog niet te zien, want springstaarten zelf zijn al bijna niet waar te nemen, behalve met een loep. Maar wie op een dergelijke manier kijkt, wordt niet teleurgesteld: het zijn bontgekleurde diertjes met veel variëteit.
Er komen in ons land zo’n 400 soorten voor, en er komen in rap tempo nieuwe soorten bij. Dat komt omdat er beter wordt gezocht, door een groeiend legertje springstaartfans, en door de klimaatopwarming. Begin november was het weer raak: toen ontdekte bioloog Anne Krediet in Zuid-Limburg een voor Nederland nieuwe springstaartsoort: Entomobrya nigrocincta, een warmteminnende, tot nu toe alleen in zuidelijke streken voorkomende springstaart.
Springvork
Springstaarten danken hun naam aan de springvork: een achterlijf dat ze kunnen krommen en waarmee ze kunnen springen. Overigens hebben niet alle springstaarten zo’n springvork. Springstaarten heb je in twee vormen: bol en langwerpig, en de bolle missen de springstaart.
Springstaarten leven van dood organisch materiaal, van planten of schimmels. Je vindt ze dus vooral in de grond of onder schors van bomen.
Springstaarten zitten overal en ook jaarrond, en dat maakt ze een dankbaar onderzoeksobject. Speciaal voor dat doel schreef Anne Krediet samen met Jan van Leeuwen en Tjomme Fernhout een fotogids over springstaarten, met ongeveer 50 veelvoorkomende soorten. De gids is uitgegeven door de
Jeugdbond voor Natuur- en Milieustudie
(de JNM).