In de reportage vingen presentator Menno Bentveld en stadsecoloog Martin Melchers verschillende exoten. Hieronder vindt u meer informatie de waargenomen beestjes. (De modderkruiper is geen 'allochtoon')
De Kaspische vlokreeft
De laatste jaren leert Nederland een nieuwe exoot kennen: de Kaspische vlokreeft. Met dank aan het nieuwe Main-Donau-kanaal, want vanuit de Zwarte Zee heeft de vlokreeft via Donau en Main de Rijn bereikt. Deze agressieve rover eet hier de andere kreeftachtigen op.
Door lozing van zouten door Franse kalimijnen en koelwater door diverse industrieën is de Rijn nog altijd zouter en warmer dan andere rivieren. Maar dat deert de Kaspische vlokreeft niet. Het dier is bestand tegen grote variaties in zoutgehalte en temperatuur, zoals alle soorten uit de Kaspische en Zwarte zee. Wat de Kaspische vlokreeft aanricht in het IJmeer is nog niet te zeggen: voorlopig komt hij alleen voor in de oeverbeschoeiingen.
Men verwacht dat zijn aanwezigheid uiteindelijk wel schade kan toebrengen aan de populatie van driehoeksmosselen en Aziatische korfmosselen (ook allebei exoten). Dat zou dan weer ten koste kunnen gaan van diverse eendensoorten en van de helderheid van het water. Maar veel is nog onduidelijk.
De kleine modderkruiper (
Cobitis taenia
) is een zoetwatervis, en is de kleinste van de drie in de Benelux inheemse modderkruipers. De kleine modderkruiper wordt 10 tot 14 cm groot. Het is een zeer beweeglijk, wormachtig visje met een fraai patroon van donkere vlekken op zijn flanken.
Ter verdediging heeft hij een kleine uitklapbare stekel onder zijn oog. Aan zijn bek zitten zes korte tastdraden die hij gebruikt om `s nachts naar voedsel (kleine diertjes en detritus) te zoeken op de bodem. Overdag verschuilen ze zich in de modder. 's Nachts zwemmen ze graag. Kleine modderkruipers komen in een groot aantal watertypen voor, zoals sloten, beekjes en meren, verspreid over heel Nederland.
De soort ondervindt geen bedreigingen in Nederland voor wat betreft zijn overleving, maar is wel beschermd. In 2001 moest de bouw van de Betuwelijn worden stilgelegd omdat er bij het graafwerk een kleine modderkruiper werd aangetroffen. Pas na het aanvragen van een vergunning kon de bouw weer worden hervat.
De Aziatische korfmossel (
Corbicula fluminea
) is een exoot die in 1988 voor het eerst in de Nederlandse wateren is gevonden werd en nu algemeen voorkomt. De vermoedelijke oorspong is Zuidoost-Rusland.
Er zijn ook verhalen dat deze zoetwatermossel vanuit Zuidoost China en Korea is ingevoerd, oorspronkelijk voor menselijke consumptie. Ze kunnen voorkomen in grote hoeveelheden en hebben een relatief hoge groeisnelheid.
Voortplanting gebeurt in het voorjaar tot en met het najaar. Een volwassen Aziatische korfmossel wordt tot 3,8 cm lang. Het uiterlijk lijkt sterk op de nauw verwante toegeknepen korfmossel die eveneens in de wateren van de Benelux is te vinden. Verschillen zijn dat de toegeknepen korfmossel fijner is geribbeld, van boven is “toegeknepen” en van binnen paarser is dan de Aziatische korfmossel. De buitenkant van de schelp is niet glad, maar laat op regelmatige afstand groeilijnen zien. De mossel is voedsel voor vis en kreeft en wordt incidenteel gegeten door de scholekster.