Nederlandse bedrijven hebben boter op het hoofd
• 25-04-2005
• leestijd 3 minuten
Maandag 25 april begint in Leiden een vierdaagse, internationale conferentie over Borneo. De inzet: meer bescherming en duurzame ontwikkeling in dit door houtkap geteisterde natuurparadijs. Nederland is een belangrijke afnemer van hout en palmolie uit twee landen die het eiland besturen: Indonesië en Maleisië. Een groot deel van die productie gaat ten koste van de natuur; op Borneo wordt zelfs gekapt in beschermde natuurgebieden. Bedrijven en consumenten in Nederland helpen dus door hun koopgedrag ongewild mee aan het verdwijnen van oerbos ver weg op Borneo, dat behoort tot de vijf meest bedreigde natuurgebieden op aarde. Op een oppervlakte die 17 keer zo groot is als Nederland komen veel unieke en bedreigde dieren en planten voor, zoals de orang-oetan, de Maleise beer en de Borneo-dwergolifant. Ook voor inheemse volken is het eiland belangrijk om duurzaam te gebruiken. Alle reden om ons koopgedrag in te zetten om deze schatkamer van de natuur te beschermen. Als we niets doen, kan het regenwoud van Borneo (volgens voorspellingen van de Wereldbank) al binnen 15 jaar verdwenen zijn.
Maar dat wisten we toch al lang, dat van die kap van de regenwouden? Is er dan helemaal niets gebeurd? Gelukkig wel. Voor hout kunnen consumenten inmiddels kiezen voor producten met een FSC-keurmerk, dat garandeert dat klushout, tuinmeubel of parketvloer verantwoord is geproduceerd. Voor andere producten, en met name voor palmolie, zijn we nog lang zo ver niet. Palmolie komt van oliepalmen die op enorme plantages in de tropen worden geoogst. Met het product is op zich niks mis. Alleen, op dit moment gaat er in Indonesië en Maleisië voor de aanleg van plantages vaak regenwoud vol bijzondere dieren en planten tegen de vlakte. Op Borneo is het areaal aan plantages al bijna 3 miljoen hectare. Bij ongeremde expansie zal dat minimaal uitgroeien tot 10 miljoen, een oppervlakte van twee en een half keer Nederland. De lokale bevolking wordt er ook niet veel beter van: de aanleg van plantages gaat vaak gepaard met schendingen van de mensenrechten en landconflicten, en de gzinnen die voor hun inkomen van palmolie afhankelijk zijn hebben een onzekere bestaansbasis. Het is vrijwel onvermijdelijk dat we allemaal via ons voedsel palmolie consumeren. Het zit in heel veel producten: margarine, chocola, chips, shampoo, wasmiddelen. Ook in veevoer, en daarmee indirect weer in vlees en melkproducten. Zelfs voor de meest bewuste consument is er geen ontkomen aan: we doen allemaal mee met deze tragedie.
Het Nederlandse bedrijfsleven speelt een sleutelrol in de wereldwijde palmolie-industrie. In de jaren negentig stonden Nederlandse banken nummer twee op de lijst van investeerders in Indonesische plantages. De Europese Unie is na India de grootste afnemer van palmolie uit Indonesië en het merendeel van die EU-import komt binnen via de Rotterdamse haven. Een boycot van palmolie is geen realistische optie. Niet alleen vanwege het enorme aantal artikelen met palmolie: een alternatief, olie uit sojabonen, lijdt aan dezelfde kwaal van onverantwoorde productie. Wat dan wel? Nederlandse bedrijven moeten concrete maatregelen nemen om duurzame herkomst van hun producten te garanderen. Deelname aan de Roundtable on Sustainable Palm Oil, een internationaal bedrijvenoverleg, is voor bedrijven een goede eerste stap. De Roundtable heeft inmiddels criteria ontwikkeld voor duurzame palmolie. Openheid van zaken over de productketen is belangrijk. Nu zijn bedrijven nog erg zwijgzaam over hun toeleveranciers, maar meer transparantie kan leiden tot gerichte actie, bijvoorbeeld door te kiezen voor duurzame palmolie uit plantages die niet ten koste van oerbossen zijn aangelegd. Overheid en consumenten kunnen daarin een rol spelen door die openheid van zaken simpelweg te eisen. Goede bedrijven hebben immers niets te verbergen.
De directeuren van het Wereld Natuur Fonds, Novib, Greenpeace, Milieudefensie, IUCN Nederlands Comité en Both ENDS: Niek van Heijst, Sylvia Borren, Liesbeth van Tongeren, Vera Dalm, Willem Ferwerda en Sjef Langeveld.