Nazomerbloei van algen in Waddenzee verzwakt
• 11-12-2009
• leestijd 2 minuten
Langjarige veldobservaties van het NIOZ in de westelijke Waddenzee laten zien dat er sinds het begin van de negentiger jaren in de nazomer minder algen aanwezig zijn dan in de zeventiger en tachtiger jaren. Omdat algen de basis vormen van het voedselweb, kan deze verzwakking van de najaarsbloei ook gevolgen hebben gehad voor algeneters zoals schelpdieren. Op hun beurt vormen die weer belangrijk voedsel voor garnalen, krabben en sommige soorten vogels. Deze waarneming is dus van direct belang voor de draagkracht van het hele Waddensysteem. Het artikel verschijnt deze week on-line in het Amerikaanse wetenschappelijke tijdschrift “Estuaries and Coasts”.
De groei van plantaardig plankton in de westelijke Waddenzee wordt door het NIOZ al sinds de zeventiger jaren intensief gevolgd. Als in het voorjaar de dagen lengen en de zon steeds hoger aan de hemel komt, valt er steeds meer licht in het water waardoor de algen snel in aantallen toenemen. Door deze algenbloei raken voedingsstoffen zoals fosfaat en silicaat vervolgens snel op, waardoor de groei vertraagt en aantallen weer afnemen. Er kan pas weer een volgende bloei ontstaan als de plantaardige resten van de voorjaarsbloei zijn afgebroken door bacteriën, waardoor de voedingsstoffen opnieuw beschikbaar komen.
De zeventiger en tachtiger jaren van de vorige eeuw werden gekenmerkt door een grote voorjaarsbloei rond april, een relatief algenarme Waddenzee in de voorzomer, en een tweede -gematigdere- algenbloei rond augustus. Het start van de voorjaarsbloei varieerde sterk tussen de verschillende jaren maar is de afgelopen 40 jaar niet wezenlijk naar voren of naar achteren geschoven. Sinds het begin van de negentiger jaren is de nazomerbloei echter wel minder uitgesproken geworden.
Veranderingen in algenbloeien hebben in eerste instantie gevolgen voor algeneters zoals schelpdieren. Voor deze dieren kan een verlaagd voedselaanbod een tragere groei betekenen met mogelijke gevolgen voor de uiteindelijke grootte van de schelpdierenbestanden. Dit kan weer doorwerken naar schelpdiereters zoals garnalen, krabben, maar ook naar vogels die in de Waddenzee leven of dit gebied bezoeken om op te vetten.
Over de oorzaken en de gevolgen van deze verandering bestaat nog veel onzekerheid. Opvallend is dat de toevoer van voedingsstoffen naar de Waddenzee sinds de tachtiger jaren is afgenomen, en dat het voortplantingssucces van sommige schelpdieren zoals het nonnetje ook sterk achteruit is gegaan. “Gelijktijdige ontwikkelingen geven wel aanwijzingen, maar vormen nog geen harde bewijzen voor oorzaak-gevolg relaties” aldus Katja Philippart, onderzoeker bij het NIOZ. "Andere zaken zoals klimaatverandering, visserij en de opkomst van nieuwe soorten zoals de Japanse oester kunnen ook een rol gespeeld hebben. Gelukkig hebben we net een grootschalige onderzoek aan groei- en verliesfactoren van algen in de Waddenzee kunnen starten in het kader van het Programma Zee- en Kustonderzoek (ZKO) van NWO. Dit onderzoek zal meer duidelijkheid moeten brengen welke oorzaken er aan dit soort veranderingen ten grondslag liggen.”
Bron: NIOZ