Begin jaren negentig werd gezocht naar manieren om de capaciteit van rivieren te vergroten met het oog op klimaatverandering. Aanleg van natuurvriendelijke oevers, waarbij harde beschoeiingen plaatsmaken voor veel minder steile taluds, is een van de oplossingen. Bij deze wateren worden meestal ook drassige zones aangelegd.
Zo worden twee vliegen in één klap geslagen, want de nieuwe natuurgebieden die ontstaan, bieden ook een perfecte voedingsbodem voor planten, insecten, amfibieën, vogels en zoogdieren. Dieren kunnen door de flauwe oevers makkelijker op de kant komen. Overbetuws wethouder Jan Walraven wijst erop dat ook het verdrinkingsrisico voor kleine kinderen afneemt. Dat staat deze week in De Gelderlander.
De laatste tien jaar neemt het aantal natuurvriendelijke oevers gestaag toe. In deze regio verplicht Waterschap Rivierenland zichzelf om jaarlijks tien kilometer aan te leggen. Een woordvoerder vertelt dat na het graven van de nieuwe oever kale borders overblijven waar pionierplanten als distel, gras en koolzaad als eerste opschieten. Dat gebeurde bijvoorbeeld langs het voedselrijke water van de Linge. Alle begroeiing zuivert bovendien het water.
Toch is het niet allemaal hosanna wat natuurvriendelijke oevers betreft. Door toedoen van de graafmachines verdwijnen ook soorten. Zo legt volgens het Waterschap een zeldzame, beschermde moerasplant als de zwanenbloem vaak als eerste het loodje. "Bij natuurvriendelijke oevers wordt niet gemaaid. Je laat als het ware de natuur haar gang gaan. De zwanenbloem is juist een soort die houdt van de voedingsstoffen die in maaisel zitten."