Natuur op defensieterreinen
• 29-03-2007
• leestijd 3 minuten
Op de terreinen van het Ministerie van Defensie is veel bijzondere natuur te vinden. Dankzij de geringe verstoring voelen veel bedreigde planten- en diersoorten zich hier thuis. Defensie heeft zelfs enkele biologen in dienst om deze flora en fauna te onderzoeken en te beschermen.
Natuurgebieden
Heiden
Het grootste deel van het terrein bestaat uit droge heiden. Door de grote aaneengesloten oppervlakte is een grote diversiteit aan begroeiingstypen ontstaan, waarvan veel verschillende diersoorten afhankelijk zijn. Veel korstmossen, zoals Open heidestaartje, Gebogen rendiermos; vaatplanten als Klein warkruid, Klokjesgentiaan, Klein viltkruid, maar ook bijzondere sprinkhanen, vlinders en vogels. Van bijzondere betekenis zijn ook de natte heiden en de jeneverbesstruwelen.
Stuifzand
Op een aantal plaatsen zijn stuifzandsystemen te vinden met karakteristieke korstmossen als het Plomp bekermos, Wrattig bekermos, Stuifzandkorrelloof, Gebogen rendiermos en Mosoogje. Ook de heivlinder en de Blauwvleugelspirinkhaan voelen zich er thuis.
Bossen
Het grootste deel van de bossen betreft aangeplante naaldbossen, maar hier en daar zijn ook spontane loofbossen en oude hakhoutbosjes aanwezig. In de noordrand van de Oldebroekse heide is een strook oud strubbenbos te vinden.
Zeldzame planten en dieren
Kleine wrattenbijter
Vroeger kwam de Kleine wrattenbijter in het hele Veluwegebied voor, maar in de afgelopen eeuw is de soort van vrijwel alle vindplaatsen verdwenen. In 1999 werd de sprinkhaan op de Oldebroekse heide weer gesignaleerd, opvallend genoeg vooral in het doelengebied. Het toepassen van brandbeheer heeft een gunstige invloed op het voorkomen van de soort. Het aantal wordt op enkele honderden tot duizend zingende manntejes geschat. Het is de enig tot nu toe bekende populatie in Nederland.
Jeneverbes
De Doornspijkse Heide is een van de weinige plaatsen in Nederland waar de Jeneverbes zich verjongt. De Jeneverbes heeft een open vegetatie met een arme, licht minerale bodem nodig. Begrazing werd vroeger vooral gedaan door langstrekkende schaapskudden, tegenwoordig hebben de daar voorkomende Edelherten die rol enigszins overgenomen. Ook de lichte verstoring van langsrijdende tanks is gunstig voor de ontwikkeling van de Jeneverbes.
De grondster (Illecebrum verticillatum L.)
Een eenjarige plant die behoort tot de Anjerfamilie en staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als algemeen voorkomend, maar sterk afgenomen. De plant komt van nature voor in West- en Zuid-Europa en Noord-Afrika. De plant wordt 5 tot 30 cm hoog en heeft liggende, draadvormige, rode stengels. De stengels liggen min of meer in een ster, waaraan de plant haar naam te danken heeft. De stengel vormt op de knopen wortels. De 0,2 tot 0,5 cm lange bladeren zijn omgekeerd eirond en hebben vliezige steunblaadjes. De grondster bloeit van juni tot oktober met sneeuwwitte, soms iets roodachtige bloemen, die met 3 tot 6 bloemen in een bladoksel zitten. De schutbladen zijn zilverachtig. De witte kelkbladen hebben een kapvormige top met een naaldachtige stekel en zijn na de bloei verdikt. De vrucht is een doosvrucht. De plant komt voor op in de winter vaak onder water staande, voedselarme zandgrond en langs zandwegen op de hei.
Gentiaanblauwtje
Deze vlindersoort komt voor in natte tot vochtige heiden en is afhankelijk van de Klokjesgentiaan. Het is eem kwetsbare rode lijstsoort. Het rupsenstadium van het Gentiaanblauwtje is zeer gespecialiseerd. Ze leven aanvankelijk van de bloembodem van de plant. Na korte tijd laten ze zich vallen zodat ze meegenomen kunnen worden door mieren. In het nest wordt de rups verzorgd. De rups scheidt een zoetstof af, waardoor deze zelf niet wordt opgegeten. De mieren geven in ruil daarvoor de rups voedsel. Het Gentiaanblauwtje is een honkvatst soort en vertoont vrijwel geen trekgedrag.
Grauwe klauwier
Deze vogel staat als bedreigd op de Rode Lijst en komt vooral in het Bargerveen voor. De populatie is sterk afgenomen vanwege de afname van grote insecten door schaalvergroting van de landbouw. De vogel is voral te vinden in landschap met structuurelementen als heggen, houtwallen en overhoekjes. Vooral op de Doornsspijkse hei zijn nog een paar territoria aangetroffen, waaronder het jeneverbesstruweel.