In het zuidelijkste deel van het Balkan ligt Griekenland. Het vaste land is omgeven door talloze eilanden, die samen ongeveer 20% van het landoppervlak vormen. Aan drie kanten wordt Griekenland omringd door zeeën; de Middellandse zee, de Ionische zee en de Egeïsche zee.
Voor het grootste gedeelte bestaat Griekenland uit bergen, met daartussen kleinere hoogvlaktes. In het land heerst een mediterraan klimaat met droge zomers en milde, regenrijke winters. Door het bergachtige karakter zijn echter veel klimaatsverschillen. In de zomer kunnen laaggelegen gebieden heel heet worden, terwijl hoog in de bergen sneeuw ligt.
Flora en fauna
De klimaatverschillen leiden tot een grote biodiversiteit. Elke klimaatzone heeft een hele eigen vegetatie. Dit heeft ook tot gevolg dat het hele jaar door volop bloeiende planten te vinden zijn. In Griekenland komen tussen de 5000 en 6000 hogere plantensoorten voor, iets dat in verhouding tot het landoppervlak erg veel is.
Boven de 500 meter groeien vooral altijdgroene bomen. Onder deze grens groeien olijfbomen en dicht struikgewas die meer bestand zijn tegen hitte en droogte.
In de heuvels zijn vaak verschillende soorten bomen te vinden. Enkele voorbeelden zijn aardbeibomen, buksbomen en johannesbroodbomen. Daarnaast groeien er cactussen en stekelige struiken, zoals de brem.
In het verleden zijn er veel bossen in Griekenland gekapt. Grote zoogdieren hadden hierdoor geen beschutting meer, waardoor veel soorten uit het land zijn verdwenen. Enkele soorten die wel nog in het land voorkomen zijn wolven, reeën, en gemzen. Kleine zoogdiersoorten als de jakhals, steenmarter en das zijn door het hele land te vinden.
Naast de zoogdieren komen er ongeveer 400 vogelsoorten in Griekenland voor. Zij verspreiden zich over verschillende landschapstypen. Zo leven in de bergen veel roofvogels. Op eilanden huizen zeldzamere vogels, zoals de Eleonora’s valk. In waterrijke gebieden leven juist de water- en waadvogels, zoals ibissen en kroeskoppelikanen. Tenslotte komen er veel trekvogels in het hele land voor, die zomers naar het noorden trekken. Een voorbeeld is de lepelaar die in Griekenland overwintert en op Texel zijn broedplaats heeft.
In het hele land leven verschillende reptielen, amfibieën en insecten, waar de landschildpad, gekko en kikker maar een kleine selectie is. Ook in de drie zeeën komt leven voor. Hierin leven onder andere de zwaardvis, haaien en inktvissen. Dolfijnen en zeeschildpadden komen ook in de zeeën voor. Beide soorten worden echter door overbevissing en toerisme bedreig.
Natuurbescherming
De mens heeft grote invloed gehad op de natuur in Griekenland. Door houtkap en hevige begrazing zijn veel begroeide gebieden ontbost. Weer en klimaat kregen een ongehinderde grip op de gebieden, waardoor grote delen erodeerden. Op bepaalde plekken was deze erosie zo hevig, dat er geen bomen meer konden groeien.
De regering is nu actief bezig met de bescherming van bestaande bossen. Houtkap wordt niet meer zomaar toegestaan en ook de begrazing moet binnen bepaalde grenzen vallen. Naast de bescherming vindt op grote schaal herbebossing plaats.
Iets waar de regering geen grip op heeft, zijn natuurlijke bosbranden. Door de droge, hete zomers kunnen bosrijke gebieden afbranden. De regering doet er alles aan om deze branden binnen de perken te houden. Dit heeft niet altijd het gewenste effect, zoals tijdens de hevige bosbranden in 2007.