In de nabijheid van kamp Westerbork bleek een vuilstort met voornamelijk gesloopte koolstof-zinkbatterijen te liggen. Deze batterijen waren daar rond 1945 - 1949 illegaal gestort. Sindsdien kon er in het kerngebied niets anders meer groeien dan wat mossen. Ook nu nog – zo’n 60 jaar later - zijn de hogere planten niet in staat om in het kerngebied tot ontwikkeling te komen.
Batterijensloperij
In 1939 werd midden op de heide een vluchtelingenkamp gebouwd voor Duitse en Oostenrijkse joden, die waren gevlucht voor het naziregime in Duitsland. In 1942 werd het kamp omgebouwd tot een doorgangskamp. Datzelfde jaar werd begonnen met het deporteren van Nederlandse joden en zigeuners naar concentratie- en vernietigingskampen in het oosten van Europa. Wat minder bekend is dat Kamp Westerbork tevens een eigen recycle-industrie had. Zolang kampbewoners niet aan de beurt waren om op transport te gaan, moesten ze in één van de industrieën werken. In barak 56 bevond zich een batterijensloperij. Lege batterijen werden in deze barak gesloopt. Waarschijnlijk werden de oude batterijen per schip naar een kade aan het Oranjekanaal vervoerd, waarna ze met smalspoorwagons het kamp binnen werden gebracht. Bij het recyclen werden onderdelen als zink en koolstaafjes in aparte tonnen gedaan om te worden verkocht voor hergebruik. Overigens een smerig werkje want tijdens het slopen kwam veel teerstof vrij, met zwarte handen, gezichten (en longen) tot gevolg. Een geschikt werkje voor zogenaamde ‘strafgevallen’, waaronder joden die waren ondergedoken, zo vonden de nazi’s. Ook Anne Frank en haar familie hebben er moeten werken.
Mossen op de vuilstort
In 2007 was de stortplaats omringd door 50 jaar oude naaldbomen met een enkele loofboom, met aan de rand een ven. Het niet begroeide deel was ongeveer 40 x 10 meter. Aan de randen trad vergrassing op. In de afgelopen 15 jaar is de grasrand heel langzaam richting de kern van de stortplaats opgeschoven. In het niet begroeide deel bevond zich een laag sparrennaaldenmet verspreid afval van loofbladeren (Amerikaanse eik). Tussen en op de naalden lagen moskussens. Hier en daar stakenkoolstofstaafjes en andere batterijonderdelen nog boven de grond en in de directe omgeving van de naaldbomen lagen verspreid dode takken en takjes op de grond. Op deze plek is massaal Scopelophila cataractae (Ongezoomd Ertsmos) gevonden. Algemeen wordt aangenomen dat deze mossoort zich in Europa verspreidt via broedknollen. Hetvreemde is echter dat de stortplaats zich midden in de bossen bevindt en op 200 kilometer afstand van de dichtstbijzijnde andere bekende Scopelophila-vondstplekken(Budel e.o.).