Mieren staan erom bekend dat ze de weg naar hun nest altijd feilloos terug weten te vinden. Veel soorten doen dit met behulp van geursporen, maar een mier die op een zandvlakte woont, moet het hebben van zijn ingebouwde kompas. Hoe hij daarbij de afstanden juist inschat, was lange tijd een raadsel.
Experiment
Een nogal dieronvriendelijk experiment toonde aan hoe de beestjes dit doen: ze tellen hun stappen. Zwitserse wetenschappers amputeerden de onderkant van de pootjes van enkele Sahara-woestijnmieren, terwijl ze die van een paar soortgenoten verlengden door er varkenshaartjes aan te lijmen. Een derde groep mieren behield hun eigen poten.
Voedsel vinden
Vervolgens lieten ze de drie groepen een vooraf geleerde route naar een voedselbron lopen. Alleen werd het voedsel nu verwijderd. De resultaten waren opvallend: de mieren met langere pootjes, die dus ook grotere stappen maakten, liepen steevast te ver door. De mieren met de korte pootjes stopten juist massaal te vroeg. De onaangetaste mieren vonden de plek waar zich eerder het voedsel bevond zonder enige moeite.
Om de resultaten te testen werd de volgende dag aan alle mieren een nieuwe route geleerd. En inderdaad: nadat ze die hadden geoefend met hun nieuwe poten, vonden alle mieren de plek van de voedselbron feilloos terug.