Mieren kweken bladluisklonen in ondergrondse kamertjes
• 27-07-2012
• leestijd 2 minuten
Bericht uitgegeven door de Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit van Kopenhagen op vrijdag 27 juli 2012
Gele weidemieren ‘kweken’ luizen voor suiker in de vorm van honingdauw en eiwitten die ze verkrijgen door het opeten van de luizen. Nieuw internationaal onderzoek toont aan dat in meer dan de helft van de op Schiermonnikoog onderzochte mierennesten slechts één van de drie meest voorkomende luizensoorten gekweekt worden, en dat in twee derde van deze mierennesten zelfs maar één enkele kloon voorkomt. Zelfs in mierenbulten waarin meerdere luizensoorten werden gevonden, werd 95 procent van alle luizenkamertjes slechts bewoond door één enkele kloon. Aniek Ivens, promovenda aan de Rijksuniversiteit Groningen, vermoedt dat er tussen de luizen en de Gele weidemier een bijzondere vorm van symbiose is ontstaan.
Melken van luizen
Gele Weidemieren (
Lasius flavus
) houden luizen als ‘vee’ in hun ondergrondse nesten voor zowel suiker (door het ‘melken’ van luizen voor het suikerrijke goedje honingdauw) als eiwitten (door het opeten van de luizen). De luizen die door mieren worden gehouden hebben op hun beurt eigenschappen ontwikkeld die nog nooit zijn gevonden in luizensoorten die zonder mieren leven. Zo hebben de luizen bijvoorbeeld een ‘trophobiotisch’ orgaan: lange haren aan hun staart waarmee ze de honingdauw vasthouden totdat de mieren deze weglikken. In de mierennesten komen meerdere luizensoorten voor en van al deze soorten is aangetoond dat ze zich klonaal kunnen voortplanten: luizenbabies zijn exacte genetische kopieën van hun moeder.
- Gele weidemier met wortelbladluis (foto: Aniek Ivens)
- Meer lezen op natuurbericht.nl