Hugo Brandt Corstius
(Eindhoven, 29 augustus 1935) is een Nederlands schrijver en wetenschapper die zowel in de alfa- als in de bètawetenschappen zijn sporen heeft verdiend. Hij is onder andere als columnist bekend geworden onder zijn pseudoniemen, o.a. Piet Grijs, Stoker, Jan Eter Raoul Chapkis, Maaike Helder en Battus.
In 1985 weigerde het toenmalige Kabinet-Lubbers I de P.C. Hooft-prijs voor zijn totale essayistisch oeuvre aan Hugo Brandt Corstius uit te reiken, ook al was hij daarvoor voorgedragen door de jury. Dit omdat hij volgens de verantwoordelijk minister Elco Brinkman 'het kwetsen tot instrument had verheven'. De jury die Brandt Corstius had voorgedragen protesteerde heftig. Het werd een echte media-rel en de P.C. Hooft-prijs is twee jaar lang niet uitgereikt; deze werd vervolgens van Staatsprijs gedegradeerd tot 'gewone' prijs. In 1987 was Brandt Corstius de eerste schrijver die deze vernieuwde P.C. Hooft-prijs in ontvangst mocht nemen. Brandt Corstius is sinds 2005 docent Neerlandistiek aan de Sorbonne in Parijs.
Mensenarm, dierenrijk
is uitgegeven bij de
Historische Uitgeverij
, ISBN 978 90 6554 4971
De behaarde rode bosmier (
Formica rufa
) is een insect uit de familie mieren (Formicidae). De kale rode bosmier (
Formica polyctena)
lijkt sterk op de behaarde rode bosmier. Beide soorten worden vaak gewoon
rode bosmier
genoemd. Deze twee soorten kunnen zich ook met elkaar voortplanten. Het lichaam is vrij groot; ongeveer 6-9 millimeter en bij vrouwtjes roodbruin van kleur, vaak zijn kaken en borststuk roodbruin en de rest van het lichaam donkerbruin tot zwart. Ook de poten en tasters zijn zwart en de tasters zijn afgeplat, en mannetjes zijn geheel zwart. Deze komen echter alleen in de paartijd ter wereld, en sterven al korte tijd later.
De behaarde rode bosmier graaft typische, deels bovengrondse nesten en staat bekend als een agressieve soort; bij verstoring kruipen duizenden woedende mieren op de verstoorder af die het vrijwel altijd aflegt en wegvlucht, al is hij nog zo groot. Dat komt door de stevige kaken waarmee gemeen gebeten kan worden en ook kan de mier mierenzuur afscheiden met het achterlijf, dat echter geen angel bevat. Een enkel nest kan honderdduizenden mieren en meerdere koninginnen bevatten en ook scheuringen vinden plaats waardoor er meerdere nesten in de buurt ontstaan, dit wordt een kolonie genoemd.
De kale rode bosmier bouwt net als de behaarde rode bosmier een koepelnest aan de rand van dennen- en loofbossen. De koepelnesten hebben een eigen temperatuur die gelijk na het zonnen vroeg in het voorjaar van start gaat. De kop en de thorax van de werksters zijn rood tot roodbruin met zwarte vlekjes. Het achterlijf is zwartbruin met een roodachtige onderhelft. De werksters zijn 4 tot 9 mm groot, de wijfjes 9 tot 11 mm en de mannetjes 9 tot 10 mm.De kale rode bosmier kan meer schaduw dan de behaarde rode bosmier verdragen. Een ander verschil tussen de behaarde- en de kale rode bosmier is het verschil in nestafsplitsing. De kale rode bosmier doet dit door middel van een aantal nesten met mierenpaadjes met elkaar te verbinden. De behaarde rode bosmier verbindt de nesten niet met mierenpaadjes.