Midas Dekkers: Het geesteskind
• 22-11-2009
• leestijd 3 minuten
De spaarlamp is een mooi misverstand dat lelijk licht geeft. Om een lamp te sparen, moet je hem juist uit doen. Daar wordt hij pas duurzaam van. En duurzaam zijn moet. Sinds kort. Dat is het gekke. Wat heb je aan kortstondige duurzaamheid?
Ben ik zelf duurzaam? Ik denk van wel. Mijn huis bijvoorbeeld gaat al lang mee. Het is van 1867. Mijn boot is van 1924 en mijn vrouw van 1949. Zelfs mijn wereldbeeld is duurzaam. Het bestaat al bijna anderhalve eeuw. Nog twee nachtjes slapen en mijn wereldbeeld is jarig. Op 24 november 1859 werd het geboren. Het kind heette ‘Origin of Species’, de vader Charles Darwin. Pa is inmiddels dood, maar zijn geesteskind is springlevend. Zonder
evolutieleer was er nergens meer een touw aan vast te knopen.
Waarom kunnen we tegenwoordig niet meer zoiets knaps bedenken? Omdat we verkeerd eten. We eten van het eerste het beste bord en drinken uit de eerste de beste kopjes. Darwin at en dronk alleen van Wedgewood. Anders had hij nooit de evolutie uitgevonden. Het eerste Wedgewood servies was precies een eeuw eerder, in 1759, uit de fabriek gekomen van Darwins grootvader, Josiah Wedgewood. Die werd er stinkend rijk van. Voor alle zekerheid trouwde erfgenaam Charles Darwin ook nog eens een nichtje Wedgewood, Emma. Nu hoefde hij echt nooit meer voor zijn brood te werken. Nu had hij alle tijd voor een niet al te vermoeiende hobby: wetenschap. Maar triktrak vond hij ook leuk.
Anderhalve eeuw geleden was wetenschap een tijdverdrijf voor rijke burgers. Dat is wellicht de verklaring voor het bekendste raadsel uit Darwins leven: waarom hij twintig jaar wachtte met de bekendmaking van zijn geesteskind. Volgens veel biografen aarzelde Darwin zo lang om zijn vrome vrouw niet met zoiets goddeloos als een evolutietheorie te bruskeren. Een slappe smoes. Als ik een manuscript twintig jaar te laat inlever denkt mijn uitgever toch het eerst gewoon aan luiheid. Was Darwin lui? Vergeleken bij een wetenschappelijk medewerker van nu voerde Darwin niet veel uit. Na een ochtendwandelingetje ging hij eerst ontbijten – van Wegdewood borden uiteraard – las hij de post, liet hij zich romannetjes voorlezen en lunchte hij van de door het personeel afgewassen Wedgewood borden voor hij op de sofa ging liggen voor een dutje, nieuw Wegdewood bevuilde bij het familiediner en vroeg onder de wol ging om alweer een kind te maken. Al zijn kuren en kwalen – en zeuren over kuren en kwalen – meegerekend, bleven er maar een paar uur per dag over om te werken. Maar wat gaf dat? Hij hoefde er de kost niet meer te verdienen. Hij was geen wetenschapper, hij was een geleerde.
Een wetenschapper wetenschapt om geld te verdienen, een geleerde is wijs genoeg om eerst het geld te hebben. Geleerdheid was in Darwins tijd een bijprodukt van welgesteldheid. Van ‘kenniseconomie’ had hij nog nooit iemand gehoord. Kennis vergaren om geld te verdienen gold als de omgekeerde wereld. Daarin leven wij nu. Kennis is geen doel meer. Maar een middel, geld geen middel meer maar een doel. Maar het is niet op de lamp, het is om het licht te doen. Een verstandig mens koopt geen lamp om geld te sparen, hij spaart geld om licht te kopen. En geen licht schijnt helderder dan kennis. Daarop besparen is een lelijk misverstand.