Zoogdieren die dagelijks geconfronteerd worden met ijzige kou zijn altijd groter en zwaarder dan dieren die van warmere temperaturen mogen genieten. Kijk maar naar pinguïns: de keizerpinguïn die op het ijzige Antarctica leeft wordt meer dan 1 meter lang en een bereikt een gewicht van 30 kilo. De galapagospinguïn daarentegen is een lichtgewicht met zijn 2,5 kilo en een lengte van 50 cm. Met zo'n lichaamsmassa zou de kleine vogel op Antarctica niet overleven. Hoe helpt de massa keizerpinguïns beschermen tegen de kou?
Kopjes-test
Het antwoord op deze vraag zit in de verhouding tussen de oppervlakte van een lichaam en z’n volume. Vul een klein kopje en een grote mok met kokend heet water en meet de temperatuur gedurende tien minuten. Je zult zien dat het water in het kleine kopje sneller afkoelt dan in de grote mok. Dat komt doordat voorwerpen (en ook lichamen) warmte afgeven via hun oppervlakte. Het kopje heeft ten opzichte van z’n volume een grote oppervlakte waardoor de warmte snel afgegeven wordt. Bij de mok is de oppervlakte in verhouding tot het volume kleiner zodat de warmte langer in de mok blijft.
Vetlaag beschermt
Zo werkt het ook bij de pinguïns en andere zoogdieren. De lage massa van de galapagospinguïn (het kopje) leidt ertoe dat hij snel warmte kwijt raakt. Zijn stofwisseling moet dan ook hard werken om het lichaam warm genoeg te houden. Het lichaam van de keizerpinguïn (de mok) bevat veel vetweefsel waar de warmte langer in opgeslagen blijft. Het vet werkt bovendien als extra isolatie. Voor keizerpinguïns is daarom ook elk kilo lichaamsmassa cruciaal om te overleven.