Advocaat van de natuur en spreekbuis van het milieu.

Marlies Vaz Nunes: De begrafenisondernemer

  •  
21-03-2008
  •  
leestijd 2 minuten
  •  
begraafplaats_kruis.jpg
Al eeuwen lang begraven of cremeren wij onze doden. Dit geldt voor de meeste culturen, maar niet voor alle. De Parsi bijvoorbeeld (Indische volgelingen van Zarathustra) schenken hun doden aan de gieren. Dit doen ze om te voorkomen dat de ontbindende lijken de grond, de lucht en het water vervuilen. Doorgaans wordt het begraven en cremeren verzorgd door begrafenisondernemers. Omdat het niet waarschijnlijk is dat wij mensen ooit onsterfelijk zullen worden, zal dit beroep daarom wel altijd blijven bestaan.
In de dierenwereld gebeurt hetzelfde: dode dieren worden óf aan de gieren overgeleverd (d.w.z. ze worden langzaam afgebroken en verteerd door vliegenmaden, schimmels, bacteriën en wormen), óf begraven. Dit laatste gebeurt door de begrafenisondernemers onder de insecten: de aaskevers, ook wel doodgravers genoemd.
De meeste aaskevers die in ons land voorkomen zijn bijna geheel zwart, maar er bestaan ook soorten die oranje-zwart van kleur zijn. Deze kevers zijn in staat het lijkje van een muis, mol, vogel of ander klein dier, op grote afstand te ruiken. De eerste kever die bij het lijkje aankomt jaagt zijn of haar rivalen van gelijk geslacht weg en ook alle op één na van het andere geslacht.
Na de paring begraaft het overgebleven paar het lijkje door met hun kaken en poten de grond eronder te verwijderen. Wortels van gras en andere obstakels worden doorgebeten en men heeft waargenomen dat de
kevers de ledematen van het lijkje amputeerden om het begraven te vergemakkelijken. Als het lijkje op een ongeschikte plaats ligt, b.v. op een stuk hout, of tussen planten met zeer taaie wortels, dan slepen de kevers het naar een geschiktere plaats. Zodra het begraven is, verwijderen de kevers de pels of veren en bedekken ze het lichaam met uitscheidingen uit anale en orale klieren.
Het vrouwtje legt haar eieren in een nest dat ze vlakbij het begraven lijkje uitgraaft. Pas uitgekomen larven zijn lang en dun met drie paar poten. Beide ouders voeden de larven, die niet in staat zijn zichzelf te voeden, met opgebraakt voedsel. Later, als de larven verveld zijn en in pootloze 'maden' zijn veranderd, vreten ze zelf van het lijkje, maar worden ook nog wel door de ouders gevoerd. De larven zijn na ongeveer een week volgroeid en verpoppen zich dan in individuele, kleine kamers, welke zij graven in de buurt van het lijkje.
Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

0/1500 Tekens
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.

BNNVARA LogoWij zijn voor