Marjoleine de Vos: Varkens vs Runderen
• 30-03-2008
• leestijd 2 minuten
Laatst hoorde ik op de radio iemand weer praten over teruggeven aan de natuur, verruigen, halfnatte gebieden, grote grazers, en voor ik goed en wel begrepen had waar en waarom nú weer begon ik al te tieren. Ik wil geen grote grazers meer! Geen maakbare natuur meer! Geen bruine sprieten ergens in een soppig landje met een bordje op het hek dat je er niet in mag en achter dat hek staat zo’n stom rund triomfantelijk te kauwen dat dit land van hem is. Hoezo?
Zo tierde ik naast de radio zodat niemand die ochtend heeft kunnen horen waar het eigenlijk over ging behalve een wat nuchterder vriend die het woord ‘waterberging’ had opgevangen en die kalm zei dat we de dijken toch niet tot flatgebouwhoogte konden opwerken.
Eh nee. Dat kan niet. En water, steeds meer water moet ergens naartoe. Maar dat neemt niet weg dat het wel vreemd is dat er maar twee bestemmingen over lijken te zijn voor het buitengebied. Het ene is die zogenaamde oernatuur, dat zinloze modeverschijnseltje met beesten en sprieten, en het andere is bedrijven. En dan reken ik bij bedrijven niet alleen al die belachelijke kantoren langs de snelwegen maar ook de krankzinnige megastallen die nu overal moeten verrijzen.
Stond van de week nog weer een stuk over in de krant. Het speelde in Overijssel, waar rustig en wijds boerenland aangewezen was als landbouw ontwikkelingsgebied. Zo’n gebied is bedoeld om varkenshouders die elders ruimte moeten maken voor natuur de gelegenheid te geven om te blijven boeren. En daar is nu een bedrijf van plan een stal neer te zetten voor 20.000 varkens en daarnaast een tweede stal voor 24.000 varkens. Het heet stal, maar fabriek zou een veel juister woord zijn.
En niemand die kans ziet dat tegen te houden. De gemeente smeekt de provincie om hulp en de provincie zegt dat de gemeente die blokken moet ‘inpassen in het landschap’. Kwek kwek kwek zei juffrouw Snaterbek. Hoe pas je een flatgebouw in in een weiland?
Nooit en nooit gaat het eens over landschap. Een heleboel van wat we mooi vinden aan Nederland, waardoor we ons er thuisvoelen, wordt verwoest door een hoogstmerkwaardige alliantie van oernatuurmakers aan de ene kant en projectontwikkelaars aan de andere. Mensensoorten die elkaar nodig hebben: bedrijven worden gecompenseerd door natuur, en de natuur wordt gecompenseerd door varkensflats.
En daartussenin zitten wij, liefhebbers van iets dat vroeger het Nederlandse landschap heette, op de laatste weilanden te kijken naar de laatste buitenlopende zwartbonte koeien. Aan de horizon verrijst de varkensindustrie. Achter de achtertuin begint een moeras.