Marja van Vonno: Kinderspel?
• 14-08-2008
• leestijd 2 minuten
‘De glijbaan is om te glijden, gebruik die trap. Niet klimmen in de schommeltouwen, neem het klimrek. Geen tent bouwen over het klimrek, water in het badje laten en alleen met zandspeeltjes in de zandbak. Niet in de tuin, alleen op het gras. Niet op het terras, met de step alleen op de stenen.’
Pure mishandeling is het, zo’n kindvriendelijke tuin. De bomen en struiken, volgroeid en dus ideaal voor een kind om in te klimmen, aan te schommelen, hutten in te bouwen en je tussen te verstoppen, zijn weggehaald. De appelboom, aardbeiplanten en de braam zijn vervangen door kale aarde, een paar sprietige struikjes, een met giftige bonen getooide catalpa, waarvan elk takje dat dreigt uit de bol te steken wordt weggeknipt en een monster van Frankensteinboom. Zo’n viburnum geënt op een dun stammetje. Het speelgras wordt ijverig ontdaan van paardenbloemen, madeliefjes en elk blaadje dat anders waagt te zijn dan een recht sprietje lichtgroen van drie centimeter. Aan de schommelpalen hangt een mandje lavendel, naast de zandbak staat karmozijnbes en de nog giftiger doornappel.
De bovengenoemde speeltuigen staan strategisch opgesteld voor het verhoogde terrasje waar de volwassenen zitten, zodat alles gezien wordt. Het spelende grut moet steeds over ouderlijke stelten stappen om een ander martelwerktuig te kunnen bereiken. Geen kans dus om creatief te zijn, modder te maken of te ontdekken.
De kinderen spelen verstoppertje. Dat is een hele opgaaf, behalve de ouders is er niets groot genoeg om je achter of onder te verstoppen. Naar binnen mag niet, de schuur is ook geen speelterrein en de poort moet dicht blijven. Als het driejarige meisje na veel heen en weer geren uiteindelijk achter de trap van de glijbaan gaat zitten wordt ze luidkeels uitgelachen, door moeder.
‘Dat is toch geen goed verstopplekje. Je zus zat veel beter boven op de glijbaan.’
Na even mokken wil de kleine meid wel de zoeker zijn, maar ze mag zelf uitzoeken waar ze gaat tellen: boven op de glijbaan. De andere kinderen rennen rond, terwijl zij op haar rug ligt te tellen. Als ze zich omdraait wijst ze vanaf haar uitkijktoren rustig naar haar medespelers. Klaar met verstoppertje spelen.
‘Mam, mag het konijn uit het hok?’
‘Als je maar oppast dat het niet van het gif eet, je weet waar het staat.’
De oudste zus vraagt: ‘Waarom staat er weer gif, de muizen en vogels zijn toch al dood?’
‘Er zit steeds een wild konijn van het gras te eten en dat mag niet.’
Het vijfjarige schoolkameraadje van de oudste schreeuwt: ’Wat gemeen, ik vind wilde konijnen ook lief, ze zijn alleen bruin en niet wit.’
De gasten vluchten. De meisjes ploffen op de glijbaantrap.
‘Ga spelen,’ snauwt moeder.
Kindermishandeling, zo’n verveeltuin.