Advocaat van de natuur en spreekbuis van het milieu.

Marco Kamphuis: Ontrouw

  •  
29-03-2015
  •  
leestijd 3 minuten
  •  
Column-Marco_03.jpg
Met Otto ben ik al dertig jaar bevriend, sinds hij op mijn studentenkamer een stukgelezen vogelgids zag liggen en voorstelde eens samen door de polder te fietsen; in de eerste bocht van het dijkweggetje zagen we meteen een lepelaar. Ontelbare keren zijn we sindsdien vogels wezen kijken.
   
Vandaag liepen we door de Oostvaardersplassen. Het was guur, af en toe prikte een vochtige zonnestraal door de mist om onze hoop levend te houden. ‘Wat voor vogel wil jij vandaag zien?’ vroeg ik. 
   
‘Eigenlijk,’ zei Otto aarzelend, ‘zou ik liefst een edelhert zien, of een vos. Nu we in de Oostvaardersplassen zijn, bedoel ik. Want hoe mooi het ook is om vogels te kijken, het is toch...’
   
Hij keek me van opzij aan, om in te schatten of ik opgewassen was tegen wat zou volgen.
   
‘Bij gebrek aan beter,’ vulde ik aan.
   
‘Dus jij hebt dat ook!’ zei hij.
   
Ik had het mezelf nooit eerder durven bekennen, maar inderdaad, ik begreep precies wat hij bedoelde. Onze wereld is bevolkt met vogels. Zoogdieren zie je bijna niet. (De veel voorkomende rechtop lopende soort laat ik even buiten beschouwing.) Als je belangstelling voor dieren hebt, ga je dus vogels kijken. Dat verveelt nooit - maar oog in oog met een ree voel ik toch een diepe emotie die maar weinig vogels bij me opwekken.
   
‘Ja, ik heb dat ook,’ zei ik dus. ‘Als over vijf jaar het wolvengehuil over de Hoge Veluwe klinkt, denk je dat ik me dan nog druk maak om een...’ Ik gebaarde naar een vogeltje in de rietkraag.
   
‘Rietgors,’ zei Otto.
   
De mooiste bekentenis is de wederzijdse bekentenis. Eigenlijk had nu de zon moeten doorbreken, als symbool van ons bevrijdende inzicht, maar de nevel werd juist dikker. Dauw lag op het gras. Kleumend liepen we door.
   
De hele dag lieten zich maar weinig vogels zien; het was alsof ze ons gesprek hadden afgeluisterd en verontwaardigd over onze ontrouw met een grote boog om ons heen vlogen. Ja, we zagen grasland bezaaid met ganzen, maar daar ging mijn hart niet sneller van kloppen. Deze expeditie leek op een bittere teleurstelling uit te draaien, en we waren al op weg naar de auto, over een smal pad dat langs een eikenbosje voerde, toen Otto fluisterde: ‘Edelherten op tien uur.’
   
Toen zag ik het roedel, een hert en een stuk of vijf hinden, op hooguit honderd meter afstand tussen de donkere stammen. Kennelijk vertrouwden ze volledig op hun dekking, want ook toen we stilstonden en onze verrekijkers richtten, gingen ze niet op de vlucht. In mijn vizier was de aristocratische kop van het hert zó dichtbij, dat ik de slagaderlijke bloeding die hij me met zijn gewei zou kunnen toebrengen al bijna voelde.
   
Na een paar minuten trokken de herten dieper het bos in en liepen Otto en ik verder, hardop pratend en lachend, uitgelaten vanwege zoveel geluk... We hadden amper twintig meter afgelegd toen we op een viersprong werden verrast door een van rechts komende vos, die onverstoorbaar voorrang nam en ons niet meer dan een zijdelingse blik waardig keurde. Verbluft keken we zijn zwierige staart na. Een eindje verderop keek hij, zonder zijn sukkeldrafje te onderbreken, één keer om, ronduit brutaal, alsof hij wilde zeggen: ‘Wat heb ik van jullie aan?’ Toen was hij verdwenen.
   
In de auto konden we er niet over uit: we hadden wild gezien. Onze diepste instincten waren ontwaakt.  
   
Toen ik thuiskwam vroeg mijn vriendin: ‘En, hebben jullie nog iets interessants gezien?’
   
‘Ganzen,’ zei ik, ‘… en een rietgors.’
Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

0/1500 Tekens
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.

BNNVARA LogoWij zijn voor