Dwaalgast - dat is voor mij een van de mooiste termen uit de vogelgids. Het dwalen zou kunnen slaan op de ontdekkingsreizigers onder de vogels, die onbevreesd rondzwerven om een nieuwe trekroute op de kaart te tekenen. Waarom zouden zulke avonturiers niet bestaan? Toch zal dwalen meestal neerkomen op verdwalen - en ook dat illustreert de heldhaftige onderneming die de vogeltrek is: als ik verdwaal, kom ik in de verkeerde straat terecht; als een trekvogel verdwaalt, komt hij op het verkeerde continent uit.
Stormachtige, noordwestelijke wind boven de Atlantische Oceaan, de maan en de sterren zijn verduisterd, de nacht is nog nooit zo lang geweest voor een eenzame, van de koers afgedreven grote geelpootruiter. Op haar reis van Noord- naar Zuid-Amerika heeft ze ergens een fout gemaakt, ze kreeg dat gevoel al snel, maar ze is doorgevlogen, eerst koppig, daarna wanhopig. Wanneer de wolken een sprankje maanlicht doorlaten ziet ze onder zich de onafzienbare schittering van golven. Doorvliegen is de enige optie.
En dan doemt in de verte uit de nacht een slinger van lichtjes op. Ze kan haar geluk niet geloven. Land in zicht! Ze verlegt de koers van haar lange snavel.
De nacht is ten einde, ze vliegt boven een onbekende kust. Ze volgt een zee-arm het binnenland in. Vredige schuren en boerderijen in het ochtendgloren, bomen die buigen onder de storm. Weidelandschap waar sloten doorheen lopen! De modder, het gras! De kuilen nat en donker. En nog beschut ook. Deze grote geelpootruiter heeft het ideale foerageerterrein gevonden. Ze zet de landing in.
Windkracht zeven, boven op de dijk knijpt een Zeeuwse vogelaar zijn ogen samen. Buienwolken komen aanzetten over de Oosterschelde. Hij heeft slecht geslapen, hij dacht steeds dat het raam open zou waaien en naast hem lag zijn vrouw te draaien.
Zijn oog valt op een vogel op het buitendijks slik, een tureluur? Hij richt zijn kijker. Sinds wanneer hebben tureluurs gele poten? Als hij weer thuis is, pakt hij meteen zijn vogelgids. Zijn brede wijsvinger met kortgeknipte nagel houdt halt bij de afbeelding van de grote geelpootruiter. Maar komt die in Nederland wel voor? Ja, als dwaalgast! In begrijpelijke opwinding belt hij een bevriende vogelaar, die onmiddellijk met hem naar de Oosterschelde rijdt en het geschut van zijn telescoop in stelling brengt. Nu weten ze het zeker. En de volgende dag staat het in de krant. Vanuit het hele land stromen vogelliefhebbers toe.
Na vier dagen is de grote geelpootruiter voldoende aangesterkt om de oversteek terug te wagen. Uiteindelijk voegt ze zich bij haar soortgenoten, die massaal overwinteren onder de zon. Veel indruk maakt haar late komst niet, slechts één oude bekende vraagt: ‘Waar zat je?’
Ze antwoordt niet, want wat haar overkomen is kan ze zelf nauwelijks meer geloven, het lijkt een mooie, snel vervagende droom: iedereen was gekomen om naar haar lange benen te kijken, ze was de prima ballerina van de Oosterschelde.