Maaiboot slecht voor rivierprik
• 22-02-2008
• leestijd 2 minuten
Het volledig plantenvrij maken van beken met een maaiboot is waarschijnlijk nadelig voor opgroeiende larven van de beschermde rivierprik, een belangrijke indicatorsoort voor de Kader- en Habitatrichtlijn. Dat blijkt uit onderzoek van Wageningen IMARES naar het verspreidingspatroon van rivierpriklarven in de Drentsche Aa.
Maar de soort is flink in aantal afgenomen door barrières op hun migratieroute, verontreiniging en herinrichting van beken en rivieren. Omdat de priklarven zich ingraven in bodems, ontsnappen ze aan reguliere visbemonsteringen. Hierdoor is er weinig over ze bekend. Onderzoekers van Imares maakten een inhaalslag en vonden 25 larven in 628 monsters van drie verschillende plaatsen. De meesten werden opgevist in het Gasterensche Diep.
Uit de vindplaatsen blijkt dat de priklarven een voorkeur hebben voor slibrijke bodems met een geringe waterstroming en enige – ook weer niet teveel - plantendekking. Het volledig plantvrij maken van beken heeft dan ook negatieve gevolgen voor de rivierprik. Beken worden nu vaak gemaaid met een maaikorf of maaiboot om een optimale waterafvoer te garanderen. Behalve dat daarmee de larven hun favoriete stekken zien verdwijnen, kan de maaiboot met zijn rupsbanden ook directe slachtoffers maken, waarschuwt IMARES. Verder kan maaien ook indirecte gevolgen hebben voor de rivierprik, omdat de habitatvariatie vermindert.
Opvallend was volgens de onderzoekers verder dat het verspreidingspatroon van de larven zeer sterk geclusterd was. De samengeschoolde priklarven lagen bovendien telkens enkele honderden meters stroomafwaarts van bekende paaiplaatsen. Dit suggereert dat de verspreiding van de larven vanuit de paaiplaatsen in de eerste vier jaar van hun leven slechts zeer gering is.
De volwassen prik trekt rivieren en beken op om te paaien op stromend zoet water. De larven graven zich in de fijnere sedimenten in en trekken na vier jaar naar zee. Daar leven ze als parasiet op andere vissen en trekken na twee groeiseizoenen op zee weer naar het zoete water om te paaien en daarna te sterven. De soort stelt hoge eisen aan verschillende habitats gedurende deze achtereenvolgende levensstadia. Hierdoor is de rivierprik een belangrijke indicatorsoort geworden voor de Kaderrichtlijn Water.