Lydia Rood: Denk groen - denk laag!
• 30-09-2012
• leestijd 3 minuten
Als ik de verkiezingscampagnes moest geloven, gaat bij ons alles over geld. Geld dat de banken voor ons verloren hebben. Geld naar Europa. Geld ván Europa. Geld voor snelwegen. Geld voor rollators. Zwart geld, wit geld, grijs geld - maar, zó gek: nergens groen geld. Ik heb zelfs al in geen tijden een honderdje gezien.
Groen beleid, heb ik me laten wijs maken, moet je groot zien. Een ecologische brug die vele grenzen overschrijdt. Getijdencentrales in de delta. Wuivende windmolenvelden in de Noordzee. Zonnetorens in de Sahara. Herbebossing van de Sahara. Herbebossing van Wubbo Ockels. Herbevriezing van de Noordpool... Allemaal beginnend bij een kenniswedloop die de Duitsers alláng van ons hebben gewonnen, maar waar wij over blijven praten alsof er nog iets terecht kan komen van onze voorgenomen voorsprong.
Tot de afgelopen verkiezingen dan - toen vervlogen zelfs de loze práátjes over groene sprongen-vooruit.
Wij zijn een klein land, waar we het liefst klein denken, en héél laag bij de grond voor het geval er een zeis overkomt, of een rollator. Eigenlijk, vinden we, doen we al genoeg voor het milieu. Toch?
Wij halen immers het nietje uit de theezakjes. Een nietje dat zo dun is dat het binnen een dag verroest tot volstrekt onschadelijk ijzeroxide, maar daar staan we: rustig twee, drie minuten peuteren voor het milieu. En we gooien groen spul in het chemisch toilet van de karravan in plaats van blauw spul. En we sparen drie liter water per douchebeurt - de man!
We zamelen plastic bakjes in, om ze om te smelten tot nieuwe plastic bakjes. Dat we om te beginnen helemaal geen plastic bakjes zouden hoeven als we het vlees gewoon in een papiertje zouden wikkelen en de sperziebonen in een zak zouden mieteren, vergeten we voor het gemak.
We zamelen ook plastic flesjes in, om ze om te smelten tot nieuwe plastic flesjes met water dat viezer smaakt dan het water uit de kraan. En dat vervoeren we dan in smerige vrachtwagens, die niet alleen genoeg fijnstof verspreiden voor een hele generatie Rotterdammers, maar die we ook nog schoonspuiten met drinkwater. Ik zou zeggen: laat die vrachtwagen dan in Spa staan en spuit hem ter plekke schoon met water recht uit de bron. Maar ja, dan staan al die plasticflesjesomsmelters maar weer op straat, en dan moeten zij straks nog voor hun kiloknallers naar de voedselbank...
Eens per jaar gaan we vleesvrij uit eten. U heeft hem toch wel in uw agenda staan, de vegetarische restaurantweek? Begint morgen. Als u geluk hebt, wordt u zelfs in een Hummer naar uw vleesvrije eettent gebracht. In een Hummer? Jazeker! Zo’n Hummer blijkt héél goed te zijn voor het milieu. En vlees dus niet, hè. Dat u dat niet door elkaar haalt.
Op zaterdag rijden we met het hele gezin naar het milieupark. Gezellig, en zo leren kinderen meteen dat je wat het milieu betreft niet klein genoeg kan beginnen.
Groen beleid moet je groot zien, heb ik me laten wijsmaken. Maar wat doen wij? Wij bouwen paddengoten. Paddengoten! Kan het lager bij de grond? Zelf zou ik eigenlijk niet eens wíllen wonen in een wereld waar de padden te stom zijn om naar links en naar rechts te kijken. Maar we leven nu eenmaal in een andere wereld: één waar straks het paddengotenbeleid in zijn geheel wordt uitgeruild tegen een nieuwe kerncentrale.
‘Proost, Diederik, kerel!’