Anne Schulp: Er is veel leed tussen de lakens in Azië
• 25-09-2011
• leestijd 2 minuten
De vraag naar neushoornhoornpoeder heeft daar zulke proporties aangenomen dat zelfs opgezette exemplaren in musea er aan moeten geloven. In Luik werd in juni al een hoorn gestolen, en een maand geleden verdween een neushoornhoorn uit het museum in Rotterdam.
Fijngemalen neushoornhoorn is een gewild en prijzig ingrediënt in de meer exclusieve natuurgeneeskunde in het Verre Oosten. Het is onder meer populair als afrodisiacum, en begrijpelijkerwijs stúkken duurder dan Viagra. Je zou voor de prijs mogen verwachten dat je er een monumentale erectie aan overhoudt. Maar het achterliggende farmaceutische principe ontgaat me. Neushoornhoorn bestaat vooral uit een keratinevariant – het soort materiaal waar ook haar en klauwen uit bestaan. Waarom zou je een neushoorn omleggen als je met de inname van een geblenderde pluk haren uit je eigen doucheputje hetzelfde resultaat bereikt?
Het gaat dus duidelijk om de vorm, de suggestie… en niet om de inhoud. Het effect, dat zit bij dit soort patserplacebo’s volledig tussen de oren. Dat het om zeldzame, grote, stoere, beschermde, prijzige dieren gaat, dat maakt het extra exclusief. Een luxeproduct, om mee te pronken. Maar hoe moet dat nou verder als de neushoorns straks echt helemaal op zijn? Welke dieren zijn dán aan de beurt? Wat dartelt er daar buiten nog meer met fier rechtopstaand beeldrijm rond?
Als ook de museumneushoorns op zijn, vrees ik dat straks de Triceratops-skeletten aan de beurt zijn (u kent ‘m wel, die dinosaurus met drie hoorns). Paleontologen zijn er nog niet over uit of er veel keratine om de triceratopshoorn heen zat, maar dat is eigenlijk irrelevant. Het beest is groot, dat telt. En de vorm en grootte van de hoorns… daar trekt zelfs een neushoorn wit van weg!
Maar moet het per sé een hoorn zijn? Misschien wordt het tijd dat we de natuurbeschermingsbudgetten eens op een heel andere, meer creatieve manier inzetten. Het wordt tijd die Aziatische markt met een soort gecoördineerde guerillamarketing te bestoken. Het is immers de vórm die telt. Misschien moeten we eens aan de slag met een niet met uitsterven bedreigde zeekomkommer. Zeekomkommers worden in Azië veel gegeten. We moeten het dus wat exclusiever in de markt zetten. Laten we met Zeekomkommerpoeder uit Arabië wat marktaandeel van het neushoornhoornpoeder afsnoepen. In het Arabisch kennen ze de zeekomkommer als Zubb al-Bahr, de Piemel der Zee – die associatie heeft het dier al mee. Gedroogd, gepoederd, en dan stiekem bijgemengd met een flinke dosis aspirientjes en Viagra móet het toch lukken het neushoornhoornpoeder uit de schappen weg te concurreren?
Het gaat immers om de vorm.