Ja, je kunt er heel ingewikkeld over doen, maar eigenlijk is het een soort bewegende darm. In Nederland zijn er wel twintig verschillende soorten regenwormen.
De
lumbricus terrestris
is de gewone regenworm, maar voor de rest van de regenwormen is er niet eens een Nederlandse naam. Dat snap ik nou niet, want het stikt ervan. Gelukkig maar.
Regenwormen bestaan uit een stuk of honderd segmenten en hoe ouder de worm wordt, hoe meer segmenten hij krijgt. Net als jaarringen van een boom, maar dan in de lengte. In het midden van elk segment zit een verdikking met een stug uiteinde.
Die uiteindes, borstels genoemd, richt 'ie naar achteren. Door verschillende lichaamsspieren apart van elkaar samen te trekken, glijden de borstels door de grond of zetten ze zich er juist tegen af. Zo graaft hij zijn weg. Als hij achteruit wil, bijvoorbeeld om zich te verstoppen voor een grijpgrage vissershand, dan richt hij zijn borstels juist naar voren. Als je met een vinger over hem heen wrijft, dan kun voelen hoe zijn pet staat. Van voor naar achter voelt glad en van achter naar voren voelt juist stug. Eén segment is dik en heeft een iets andere kleur. Dat is een soort slijmfabriekje voor het glijcomfort bij het vervoer en bij de liefdesmomenten.
Wat is zijn hoofd nou en wat is zijn kont?
Nou, het dichtst in de buurt van het dikke segment, daar zit zijn poezelige hoofdje, dat is het voorste segment en daar op zit een mondje en daar voor hangt een flapje.
Godzijdank trouwens, want anders zou onze vriend nooit ondergronds van A naar B kunnen zonder de hele straat op te eten. En dat mondflapje daar kan hij verbazingwekkend veel mee doen. Zonder armen en benen moet je natuurlijk ook wel. Hij kan eten vastpakken, ja zelfs hele bladeren naar beneden trekken, en hij kan ook de samenstelling van zijn eten herkennen, zodat hij niet bijvoorbeeld een sigarettenpeuk opvreet. Dat vind ik nou knap hè, de regenworm heeft namelijk geen hersens! Het feit dat een breinloos dier kan herkennen wat een goeie hap is en dat wij mensen daar soms wat minder goed in zijn, dat is natuurlijk best gek.
Aan de andere kant zit zijn kont. Die lijkt sprekend op zijn hoofd. Ook hier kunnen we een grappige parallel trekken met de mensensoort, maar dat doen we niet, want u zit net lekker te ontbijten. Zijn poep is trouwens goud waard. Waar hij veel poept, willen onze bloemkolen en sperzieboontjes het beste groeien. Eigenlijk leven wij op zijn poep. En wat poept ' ie veel! Op één vierkante meter goeie grond poepen onze vrienden ongeveer zeven kilo poep per jaar. U zegt nu vast, ja dat kan ik makkelijk, maar vergelijk het maar eens met een mensje van twee wijsvingers lang: op één vierkante meter grond met alleen wat dooie bladeren als eten. Nou dan is het toch best knap.
Vlak na een regenbui in de lente of in de herfst dan is love in the air. Men kruipt dan boven de grond om te paren. Gelukkig hoeven de wormen niet lang te zoeken naar het andere geslacht, want dat zijn ze zelf al. Een regenworm is net als de slak, tegelijk 'hé, ho, lè en bi', èn niet kritisch. Oh, wat scheelt dat een hoop tijd: niet eerst heel lang thee drinken en praten over je gevoelens, nee gewoon even checken wat de voor- en de achterkant is, en hup…! Eitjes hebben ze zelf en het sperma wisselen ze uit. Ze gaan naast elkaar liggen en dan leggen ze de diverse openingen tegen elkaar aan. Een ingenieus systeem zorgt ervoor dat de worm niet zijn eigen zaadjes naar binnen krijgt. Wat een gezelligheid hè, zou je denken, maar het paren zelf duurde wel even. Zo'n drie of vier uur, wat dat betreft kan de regenworm wel weer wat van de mensen leren. Best gevaarlijk trouwens die seks in de open lucht.
Mensen krijgen dan een bekeuring en wormen worden opgegeten, want wat is er nou heerlijker voor een roodborstje dan een doublet van wormen.
Maar pas op: de regenworm is niet voor een gat te vangen: als er een stukje van hem afgepikt wordt, dan groeit zijn achterkant weer aan. Respect man, eh vrouw!