Bijna bloeit de els. Maar wat is het nog vroeg! Hij moet wel zo vroeg bloeien, want nu is er nog geen blad. De els moet het namelijk hebben van de wind. Als de wind jouw stuifmeel mee moet nemen, dan zitten bladeren natuurlijk enorm in de weg.
Planten die niet door insecten worden bevrucht hebben geen mooie bloemen, of lekkere geuren. Ze hoeven namelijk niemand te lokken. Ze hebben aan zichzelf genoeg. Ze bevruchten stiekem zichzelf in een zacht briesje. Als je zowel mannelijke als vrouwelijke bloei hebt, dan noem je dat eenhuizig. Heerlijk rustig.
Vaak waait de wind ook nog gratis en voor niks stuifmeel van de buren naar binnen. En als je niet wilt dat je jezelf bevrucht, zorg je ervoor dat jouw bloemen net even op een ander tijdstip bloeien dan dat je stuifmeel klaar is. Handig.
Bij de mensen is dat ook zo. Sommigen van ons doen helemaal niet hun best en zien er toch leuk uit. Ze kijken nooit in de spiegel. Ondertussen bevruchten ze zich suf, of ze doen alsof. Dat is voor andere mensen best frustrerend.
Die moeten zich eerst drie uur opkalefateren voordat ze op zaterdagavond de deur uit kunnen gaan om een leuke bevruchter te vinden! Terwijl de windbloeier achter een krant, met een leesbril op en een sigaar in de mond toch op een terras de liefde van haar leven vindt.
Zo’n els is natuurlijk ook frustrerend voor een insectenbloeier. Een lindeboom bijvoorbeeld moet gek doen met grote bloemen, lekkere luchten, en wachten op mooi weer. Anders komen die insecten niet en wordt er helemaal niks bevrucht.
De els hoeft niet veel te doen. Hij maakt groene bolletjes. Dat zijn de bloemen. En een soort piemeltjes, daar hangt het stuifmeel aan. En of het nou warm of koud is, dat maakt geen donder uit. Het stuifmeel waait op een bolletje, bevrucht daar de boel, en na de zomer noem je dit alles propjes en daar zitten zaadjes in. Al die soberheid maakt de els trouwens niet minder mooi:
Een prachtig, statig donkergroen. De grillige vorm. De mysterieuze zwarte propjes. In de winter hangen daar gele sijsjes aan. Zij zijn bij mijn weten de enigen, die uit de propjes een zaadje kunnen peuteren. Met dit ouderwetse vakwerk komen ze bij ons de winter door. Deze maand vertrekken ze weer naar landen waar meteorieten neerkomen, en de mannen wodka drinken.
In de zomer woont er een blauwglanzend kevertje op de els, het elzenhaantje. Veel mensen hebben een hekel aan hem, maar de els kan er best tegen, lijkt me.
De els is een boom van het natte Hollandse land. Hij hoort bij ons en wij horen bij hem. Al honderden jaren laat hij zien waar jouw erf ophoudt en dat van de buurman begint. Elke paar jaar zaag je er een paar takken af en met knoestige handen snij je er een lepel van, of een vaatje voor het zout. Rondom de boomgaarden wordt hij van oudsher als windvang geplant. Zo houdt hij die hysterische insectenbloeiers uit de wind. Kunnen ze zich ongestoord aanstellen met hun geuren en bloesems. Alles om die bijen en hommels maar te lokken. Wat een uitslovers!