Per 1 januari 2016 is de nieuwe Rode Lijst Vissen van kracht geworden. RAVON heeft de analyses voor de aan zoetwater gebonden vissoorten uitgevoerd. Van de ruim 40 vissoorten die zich binnen de Nederlandse grenzen voortplanten staan er 19 op de nieuwe Rode Lijst. Bijna evenveel als op de vorige Rode Lijst uit 1997. Hoopvol is dat de mate van bedreiging voor een aantal soorten is afgenomen.
Hoe staan de zoetwatervissen ervoor?
Voor de Nederlandse Rode Lijst wordt een vergelijking gemaakt tussen de populatieomvang in de referentiesituatie van 1950 en de actuele situatie. De eerste Rode Lijst Zoetwatervissen werd in 1997 opgesteld (en herzien in 2004). In vergelijking met deze lijst staan er vijf nieuwe soorten op de nieuwe Rode Lijst: twee soorten (spiering en alver) omdat ze achteruitgegaan zijn, twee soorten (rivierprik en zeeprik) omdat gebleken is dat ze zich in Nederland voortplanten, en een soort (beekdonderpad) waarvan recentelijk is komen vast te staan dat dit een aparte soort betreft. Twee soorten (bittervoorn en vetje) staan niet langer op de Rode Lijst omdat ze zijn toegenomen en waarschijnlijk ook omdat ze als gevolg van een betere determinatie veel wijder verspreid blijken dan eerder vermoed.
Rivierprik. Fotograaf kolvoortfoto
.
Een vergelijking tussen de gereconstrueerde Rode Lijst uit 1997 en de nieuwe Rode Lijst laat zien dat er vier soorten minder bedreigd, en drie soorten meer bedreigd geworden zijn. Het aantal soorten met de status bedreigd en verdwenen uit Nederland is afgenomen (zie grafiek). Dit duidt erop dat maatregelen als waterkwaliteitsverbeteringen en beekherstel, die de afgelopen decennia zijn uitgevoerd, hun vruchten beginnen af te werpen. Om de visgemeenschap op het niveau van de referentiesituatie te krijgen zijn verdere herstelmaatregelen noodzakelijk.
Knelpunten
De vissoorten die op de Rode Lijst staan zijn vooral kwetsbaar tijdens het ei- en opgroeistadium. Voor de fint, waarvan de voortplantingspopulatie is verdwenen uit Nederland, vormt de afwezigheid van geschikte voortplantingsgebieden in de zoetwatergetijdenzone een groot knelpunt. Deze gebieden bevonden zich oorspronkelijk bovenstrooms van de Biesbosch, en verdwenen als gevolg van de aanleg van de Haringvlietdam. De inmiddels ernstig bedreigde kwabaal is voor de opgroei van de jonge vissen afhankelijk van ondiepe overstromingsvlaktes. De natuurlijke waterpeilfluctuaties die hiervoor zorgden zijn langs veel riviersystemen en polderwateren verdwenen. Dit heeft ook geleid tot de kwetsbare status van grote modderkruiper en kroeskarper.
Stromend water
Veel van de soorten met de status kwetsbaar of gevoelig op de Rode Lijst zijn sterk afhankelijk van stromend water (beekprik, beekdonderpad, beekforel, elrits, serpeling, kopvoorn, barbeel, sneep, alver, rivierdonderpad, rivierprik, zeeprik, houting). Ze stellen relatief hoge eisen aan de waterkwaliteit en de hydromorfologie van rivier- en beeksystemen. Deze soorten zijn door het normaliseren van waterlopen en de aanleg van stuwen sterk achteruitgegaan. Het verdwijnen van ondiepe, snelstromende voortplantingsgebieden met een grof bodemsubstraat vormt een groot knelpunt voor deze soorten.