Hoogveengebieden zijn heel bijzonder omdat ze in Nederland nog maar weinig voorkomen. Het moerasachtige hoogveen is voor mensen ontoegankelijk. Nederland was vroeger met haar enorme hoeveelheden hoogveen, de turf, net een oliestaat. Maar de turf is afgegraven en daarmee verdween het hoogveen. Er zijn nog maar een paar hoogveengebieden over, in het noorden en oosten van Nederland, en die zijn uniek.
De belangrijkste plant van het hoogveen is veenmos. Na de laatste ijstijd werd het klimaat vochtiger en kreeg veenmos de kans om te groeien. Dit nietige plantje bestaat voor 90% uit water en heeft geen wortels. Het is eigenlijk net een spons: het kan heel veel water vasthouden, tot wel 40x het eigen gewicht.
Er zijn twee soorten veen, hoogveen en laagveen. In de Loosdrechtse plassen bij Utrecht en in de Wieden bij Steenwijk vind je laagveen, een veensoort die onder water ligt. Wanneer op lage plekken water blijft staan, groeien daarin al snel allerlei planten zoals riet, lisdodde en zegge. Als ze doodgaan, zakken de plantenresten naar de bodem. Er ontstaat een dikke baggerlaag en zo groeit langzaam maar zeker het hele water dicht, waardoor alleen nog veenmos kan groeien. Zodra het mos boven het wateroppervlak uitgroeit, heet het niet langer laagveen, maar hoogveen. De aangroei van veenmos gaat heel langzaam.