Landenwedloop voor de walvis
• 09-06-2005
• leestijd 3 minuten
Op de eerste vergadering van de Internationale Walvisvaart Commissie (IWC) in 1949 bemoeiden twaalf landen zich met de toekomst van de walvis. Inmiddels is een ware landenwedloop rond het zeezoogdier op gang gekomen. Sinds 2000 hebben 22 nieuwe leden zich gemeld. En kan het zomaar gebeuren dat Tuvalu of Mali de doorslaggevende stem uitbrengt voor of tegen heropening van de commerciële walvisvaart.
Voor- en tegenstanders van de walvisjacht zijn de komende twee weken in Ulsan, Zuid-Korea, te vinden. Daar komen de leden van de IWC bijeen voor hun 55e jaarvergadering. De walvisvaart en de bescherming van het zoogdier staan op de agenda.
De walvisstand per soort is erg wisselend: met de ene gaat het goed, de andere soort redt het amper, zeggen directeur Natuur S. Raaphorst en H. Eggink van het ministerie van Landbouw. De dwergvinvis heeft tussen de 700.000 en een miljoen soortgenoten rondzwemmen. Van de blauwe vinvis zijn echter naar schatting tussen de vierhonderd en 1400 exemplaren over. Ook de grijze walvis wordt met wereldwijd nog ruim 26.000 dieren bedreigd in zijn voortbestaan.
Op dit moment mogen de IWC-landen daarom niet op walvissen jagen. Behalve Noorwegen en IJsland, die bij de vaststelling van dit moratorium in 1986 een voorbehoud maakten. Het verbod geldt niet voor bevolkingsgroepen als de Inuït in Groenland en Canada, die cultureel-traditioneel op de dieren jagen.
Het grote lek van de huidige afspraken vormt de wetenschappelijke vangst. Zonder goedkeuring van de Commissie kunnen landen walvissen vangen voor onderzoek. Internationale dierenbeschermings- en natuurorganisaties als IFAW en Greenpeace constateren dat via deze achterdeur de walvisbiefstukjes toch in de supermarkten en op de borden in restaurants terecht komen.
Japan en IJsland maken dankbaar gebruik van deze maas in de wet. De Japanse wetenschappers mochten vorig jaar ongeveer zevenhonderd walvissen vangen. Maar de leergierigheid neemt toe. Binnen enkele jaren wil de Japanse regering de vangst van 2200 dieren toestaan.
Er begeven zich meer kapers op de wereldzeeën. Noorwegen, dat het verbod al onzinnig vindt, wil de vangsthoeveelheden verviervoudigen naar 2400 dieren in de komende jaren. IJsland wil rond de 250 walvissen per jaar onderzoeken. Het gevaar van deze stijgende trend is dat de walvisvaartlanden een industrie opbouwen voor de verwerking van de vangst. Greenpeace betrapte Zuid-Korea vorige maand op de bouw van een fabriek voor de verwerking van walvis- en dolfijnenvlees, juist in Ulsan waar de IWC-jaarvergadering plaatsvindt.
Minister Veerman van Landbouw stelde vorig jaar dat het huidige moratorium een ,,papieren werkelijkheid'' is. Deze maand stelde de bewindsman in een brief aan de Tweede Kamer dat hij tegen heropening van de walvisvaart is, maar dat een nieuw IWC-systeem, waarbij landen een vangsthoeveelheid krijgen toegewezen, beter te controleren is. Uiteindelijk kan zo voorkomen worden dat bijna de helft van de walvissoorten voorgoed verdwijnt.
De IWC-landen zullen in Zuid-Korea proberen nieuwe afspraken te maken, over bijvoorbeeld controle op een eventueel hernieuwde walvisvaart en dierwelzijn. De hete hangijzers zijn het vangstverbod zelf, de sancties voor landen die zich met illegale vangsten niet aan de nieuwe afspraken houden en de wetenschappelijke walvisvangst.
De nieuwe afspraken van dit zogenoemde tienpuntenplan vergt een wijziging van het Walvisvaartverdrag, waarvoor 75 procent van de stemmen nodig is. Voor kleinere afspraken is een meerderheid van stemmen voldoende. De afgelopen jaren is zodoende een landenwedloop op gang gekomen, waarbij zowel de walvisvarende landen als tegenstanders van de jacht zoveel mogelijk nieuwe leden voor hun kamp wierven. Waar eerst de landen, die van huis uit op walvissen voeren, het walvisbeleid bepaalden, praten nu landen als de Sahel-staat Mali en Oostenrijk mee. Luxemburg staat op de drempel als nieuw lid.
De kans bestaat dat de walviscommissie in Zuid-Korea uiteen spat of dat landen die hun zin niet krijgen, opstappen. Nederland deed dat al twee keer in 1959 en 1970, omdat het te weinig walvissen mocht vangen. De algemene verwachting - en hoop - voor Ulsan is dat iedereen blijft om zo mee te blijven beslissen over de toekomst van de walvis(vaart).
Bron: ANP