De in opkomst zijnde snuitkever Otiorhynchus apenninus zou in de boomkwekerijsector een vervelender plaag kunnen worden dan de taxuskever. De laurierkers- of apennijnenkever lust namelijk alles, plant zich snel voort en is zelfs bij vorst moeilijk te bestrijden. De kever werd in 1994 voor het eerst in Nederland aangetroffen. De kever wordt nu hoofdzakelijk in het westen van het land aangetroffen.
De kever komt oorspronkelijk uit de alpenlanden. Vooral in Italië en Zwitserland zorgt de kever voor veel problemen in de boomkwekerijsector. De kever is vooral een plaag omdat bijna alle soorten planten op zijn menu staat. Het is bekend dat de kever echter geen buxus lust. De apennijnenkever is overdag actief en in tegenstelling tot de taxuskever moet de apennijnenkever zich geslachtelijk voortplanten.
Insectenkundige Sylvia Hellingman heeft onderzocht dat de kevers pas bij een temperatuur van -8,3 graden Celcius het loodje leggen. Zouden de kevers een beschermplekje hebben opgezocht dan zou de temperatuur nog verder moeten dalen. Daarnaast is het bekend dat de kevers een langere levenscyclus hebben dan de taxuskever.
Ook uiterlijk zijn er verschillen te zien. Het achterlijf van de apennijnenkever is breder en meer hartvormig. Gele spikkels zijn niet of nauwelijks te zien. Hellingman denkt dat de kevers door de import van planten in Nederland terecht zijn gekomen.