Soms kijk ik met mijn kinderen naar Het kleine huis op de prairie. U weet wel, die 40 jaar oude EO-serie waar je nooit met droge ogen van afkomt. Er is nog een constante in die reeks. In het glooiende, door laag zonlicht bestreken landschap zingt altijd een nachtegaal. Zomer, winter, midden op de dag, midden in de stad... Alleen ’s nachts niet. Terwijl een nachtegaal, enfin, zijn naam zegt het al. Dat nachtegaallied had net zo goed een roodborstdeuntje kunnen zijn, het is een opname voor de sfeer, er moet een vogel zingen, het maakt niet uit welke, de regisseur heeft waarschijnlijk geen idee.
Je kunt in films geen spannende avondscene in het donker zien, of er roept een bosuil, ook op plekken waar geen bosuilen voorkomen. In westerns, in thrillers, in Harry Potter, altijd roept de bosuil. Ook in Django Unchained laat Tarantino bosuilen roepen tijdens het avondeten in het landhuis op de katoenvelden. Zelfs in een tv-reclame voor onderbroeken hoorde ik laatst een bosuil.
Soms kloppen de vogels wel, maar dan zingen ze toevallig op de achtergrond. In Zweedse films hoor ik fitissen, in Nederlandse tjiftjaffen, in Franse films wielewalen en in Oost-Europese films zingen al die soorten door elkaar. Kennelijk filmen filmmakers bij voorkeur in de lente. Gelukkig maar, want als ze dat seizoen nabootsen met aangerukte vogelgeluiden, gaat het fout.
Qua natuur in film zijn Nederlandse films het dieptepunt. Nova Zembla is de allerergste, maar ook De Wederopstanding van een Klootzak maakt het bont. Die pas uitgebrachte film speelt zich deels af op een boerderij in Friesland. Bij een boerderij in Friesland horen zwaluwen, zal regisseur Guido van Driel gedacht hebben, zeker in de lente. Want het is lente. De bomen staan in fris groen blad, de bereklauwen bloeien. Hij googelde wat of neusde in de kast met ingeblikte geluiden.
Op een boerderij kwamen vroeger boerenzwaluwen voor. Dat is nu niet vanzelfsprekend meer, maar als er op een boerderij zwaluwen wonen, zijn dat boerenzwaluwen of huiszwaluwen. Als de zwaluwen in de geluidsbank al op soort gebracht waren, vond Van Driel de huis- en boerenzwaluwen vast niet overtuigend genoeg kwetteren. Nee, dan de gierzwaluwen! Die gieren audiogeniek voorbij, aanzwellend, wegstervend, door de bocht jakkerend. En dus wordt de kijker van deze toch al ongeloofwaardige film voortdurend getrakteerd op oorverdovend gierzwaluwgegier, hoewel er nooit ook maar één gierzwaluw in beeld komt. Nee, natuurlijk niet. Gierzwaluwen zie je niet bij een boerderij aan de Waddenzee. Gierzwaluwen zijn stadsvogels. Maar tijdens de scenes in de binnenstad van Dokkum horen we geen gierzwaluw.
Wist Guido van Driel veel. Had hij mij even het script laten lezen… Maar nee. Die gemakzucht.
Geef me dan maar Het kleine huis op de prairie. Je kunt ervan zeggen wat je wilt, maar het landschap is zo mooi gefilmd, dat ik er zo binnen zou willen wandelen. Daarbij is het goed geacteerd en hoe voorspelbaar het verhaal soms ook is, je houdt het er niet droog bij. Dat kun je van De Wederopstanding niet zeggen. Wat was ik blij toen die film eindelijk voorbij was! In die zin had ie beslist een happy end.