Gedragsbioloog Wouter Halfwerk doet onderzoek naar de invloed van verkeerslawaai op het gedrag van koolmezen. Om boven het lawaai uit te komen zingen de mannetjes hoger maar vrouwtjes houden meer van lage zangers. Wat betekent dat voor de voortplanting?
Lage tonen
Wouter Halfwerk onderzocht de reactie van de koolmezen door speakers met lawaai op te hangen in de nestkasten. Het idee is: Als de lage tonen van de mannetjes overstemd worden door (verkeers)lawaai, vallen de mannetjes terug op delen van het zangrepertoire met hoge tonen.
Uit onderzoek van o.a. Slabbekoorn was al gebleken dat merels die in steden wonen gemiddeld hoger gaan zingen. Ook mannetjeskoolmezen gaan bij veel lawaai hoger zingen, waarmee ze minder aandacht krijgen van de vrouwtjes, die de kwaliteit van een mannetje lijken te meten aan de lagere tonen in de liedjes.
Schrille liedjes
En dan hebben koolmezen nog relatief schrille liedjes, waarmee menselijk geluid maar weinig overlap heeft. Veel vogelsoorten, koekoeken en spechten bijvoorbeeld, communiceren met aanzienlijk lagere tonen en hebben die luxe niet. Kortom, daar is het effect misschien zelfs groter!
Kortom, minder aandacht, minder broedsel, minder eieren, minder koolmezen. En dus vertrekken de koolmezen naar rustiger gebieden om daar te kunnen paren, broeden, zich voortplanten.