Konijn in duin, een typisch Nederlands plaatje, toch? Helaas is dit eerder een ansichtkaart uit 1934. Twee infectieziekten lieten het aantal konijnen dramatisch dalen. Menno ziet in de Amsterdamse Waterleidingduinen dat de konijnenstand nog altijd niet op het oude niveau zit.
In de jaren 50 bereikte de infectieziekte Myxomatose Nederland. Van alle wilde konijnen ging 99,9 procent dood. Juist toen de populatie een beetje opkrabbelde, bereikte in de jaren 90 het virus VHS ons land, waardoor 70 procent van de konijnen het loodje legde.
Sinds 2003 is er heel langzaam herstel te zien. Maar er zijn veel lokale verschillen: op de Maasvlakte en in de Kennemerduinen doet ‘ie het goed, maar boven het Noordzeekanaal gaat het minder. En op sommige plekken is het konijn helemaal niet meer teruggekomen. Vooral kleinere populaties zijn kwetsbaarder.
In de Amsterdamse Waterleidingduinen fluctueert de konijnenpopulatie; er was herstel te zien, maar de laatste drie jaar gaat het weer minder. De nog steeds rondwarende ziektes kunnen hiervan de oorzaak zijn, maar ook de terugkeer van de vos, die eeuwenlang uit de duinen verdwenen was, heeft invloed. Daarnaast is het landschap veranderd: de duinen zijn meer dichtgegroeid.
Het herstel van de konijnen gaat veel natuurbeheerders niet snel genoeg. Konijnen zijn belangrijk, vooral voor de duinen. In de holen van konijnen broeden tapuiten, konijnen zijn voedsel voor roofdieren en met hun gegraaf zorgen ze voor kleine zandverstuivinkjes. Dat klinkt niet zo indrukwekkend, maar die zandverstuivinkjes zorgen weer voor kalkverspreiding. Konijnen begrazen ook echt anders dan de grote grazers: ze verhinderen de vestiging van bomen en struiken. Toen de duinen nog vol met konijnen zaten, was het landschap veel opener.
Geschiedenis
Het konijn is dus belangrijk voor het duin zoals we het nu kennen. Dat duinlandschap lijkt ruige oerwildernis, maar de duinen zijn de afgelopen eeuwen enorm veranderd. Vroeger waren de duinen een soort landbouwgrond. In 1250 werd het konijn geïntroduceerd vanwege het bont en vlees. Het dier uit Spanje deed het goed in de duinen. De graaf van Holland deelde zijn duinen op in warande’s en die ‘leasde’ hij aan duinmeiers die zijn land pachtten om konijnen te houden. Aan de oostkant van de duinen was er toen ook nog veel vee. De konijnenindustrie werd in de eeuwen die volgden steeds intensiever. Al die konijnen hielden het duin open en zorgden voor zandverstuivingen. Zo werd het duin ontwikkeld zoals we het nu kennen. Open met veel zand. Daar mogen best nog wat konijnen bij.