Knorrige tijden - Andrea van Pol
• 03-04-2009
• leestijd 3 minuten
Schrijfster Yvonne Kroonenberg, schreef in opdracht van Varkens in Nood een boek over het lot van het Nederlandse varken. “Alleen de knor wordt niet gebruikt” is de titel van het boek. Een helder, niet sentimenteel verslag van wat en wie Yvonne allemaal had bezocht. Bedrijven met sperma, fokzeugen, vleesvarkens, slachterijen maar ook “het Swienenparadies”. Joost Huijsing is voor de radio met Yvonne naar een biologische varkensboer gegaan (luister zondag 5 april).
Ik spreek voor Vroege Vogels TV woensdag 1 april met haar af bij een zogenoemd vermeerderingsbedrijf (niet biologisch) in de buurt van Almelo. Boeren Jan Harm en Ankie Borger ontvangen ons vriendelijk. Kroonenberg wijdde een groot hoofdstuk aan dit bedrijf en in tegenstelling tot bijna alle andere varkenshouderijen is ze hier nog steeds welkom. “Dapper” noemt de schrijfster deze boeren, want haar missie is dat dit soort bedrijven uiteindelijk verdwijnen óf biologisch worden. Yvonne is even groot (lees: klein) als ik, schat ik, en we hijsen ons in twee oude vaalblauwe overalls. ‘Sietse en Hielke Klinkhamer’ roep ik als we elkaar bekijken. De stal is van hout, wat vervallen, met ramen en een betonnen vloer. We gaan naar de fokzeugen waar een zeug net heeft geworpen. Het varken ligt op een rooster, niet groter dan twee bij een meter, geklemd tussen ijzeren stangen. “Zo kan ze de biggen niet verpletteren” verklaart de boerin. Negen piepkleine roze biggetjes zijn al aan het drinken. Eén nog kleiner, mager scharminkel ligt iets verder onder een lamp. Hij zal het waarschijnlijk niet redden.
“Dat gebeurt bijna bij iedere worp” weet Yvonne inmiddels expert “de worpen zijn te groot, in de natuur hebben ze maar 4 tot 6 biggen, hier het dubbele en dus worden ze te jong geboren en sterft er vaak een.” Het ziet er akelig uit, ook voor het enorme varken wat niet voor of achteruit kan en alleen maar moet werpen en zogen. Yvonne vertelt meteen over een ‘ketel’, een soort nest wat de zeug normaal zou maken in het stro om daar in te bevallen. Maar door stro zou het riool, wat onder het rooster loopt, verstoppen en alleen met onbetaalbare investeringen kan zoiets veranderen. Yvonne is begripvol: “Dat is nou het dilemma van veel boeren, ze willen eigenlijk best wel betere omstandigheden maar het is te duur. Wij als consument willen veel te goedkope karbonade en spek op ons bord en willen niet nadenken over het lot van de varkens.” Ik luister naar haar gedreven verhaal. Voor mij is de bio-industrie ooit de reden om helemaal geen vlees meer te eten. Maar ik weet dat er altijd varkensboeren zullen zijn. Jan Harm Borger strooit met cijfers over kiloprijzen, milieuregels en supermarkten.
Yvonne is fel “de supermarkten zijn de grootste boeven, die gooien het vlees vaak in de aanbieding, het is te gek voor woorden. Zij verdienen er het meest aan en zijn volkomen immoreel. Natuurlijk moet de overheid het allemaal willen veranderen en dan kan de boer niet anders. Maar het CDA wil het niet, verschrikkelijk.
Inmiddels zijn we bij een grote stal met drachtige zeugen die heerlijk in het stro liggen te slapen. Een eigen initiatief van het echtpaar Borger. “Maar” , verzekert Jan Harm mij, “deze stal kost mij 10.000 euro meer dan als ik het op de ‘gewone manier’ zou doen, dus ik weet niet of ik er mee doorgaan.”
“Wat moeten we dan doen?” vraag ik .
“Het antwoord ligt nu bij de consument. Wordt ‘vleesvrezend’, predik ik, zoals in de betekenis van Godvrezend. Hebt respect voor het stukje vlees dat op je bord ligt en weet dat het van een dier komt wat een goed leven heeft gehad. Dan zal er eindelijk wat veranderen voor de varkens.”
Jan Harm Borger hoort het gelaten aan en is sceptisch, ik zie dat zijn vrouw Ankie twijfelt. Binnenkort gaan ze besluiten hoe ze verder gaan, want ze hebben het niet breed, er moet iets veranderen. Het bedrijf vergroten en dus slechter voor de varkens, of overgaan op biologisch. Zou Yvonne hen hebben kunnen overtuigen? Ik neem afscheid van de bevlogen schrijfster. Zij moet weer weg, naar een lezing in Krimpen aan de Lek. Door met het haar missie. Ik hoop dat ze heel veel volgelingen krijgt.
Andrea van Pol