‘De zeespiegel stond nog nooit zo hoog’ zo meldde de gedrukte pers vorige week. De Noordzee staat twee centimeter hoger dan in 2007 en elf centimeter hoger dan NAP. Normaal Amsterdams Peil. Ik ga het er hier niet over hebben welk peil in Amsterdam ‘normaal’ schijnt te zijn, maar het Normaal Amsterdams Peil is wat meestal gewoon ‘zeeniveau’ wordt genoemd. Dat was het dus ooit, vroeger, en dat de zee intussen elf centimeter boven zeeniveau staat is natuurlijk een nogal vreemde gewaarwording. Hoe kan de zee nu boven zichzelf uitstijgen, denk je onwillekeurig. Maar goed, hij stijgt dus, en bovendien in een rap tempo.
De afgelopen weken hebben we op watergebied het een en ander meegemaakt. De noordwesterstorm van de eerste week van januari joeg het zeewater hoog op. Dat hoort een beetje bij de tijd van het jaar. De drie Elisabethsvloeden in de vijftiende eeuw vonden plaats rond 19 november, de honderden Scheveningse en Katwijkse bomschuiten werden op 23 december 1894 door een gierende noordwesterstorm op het strand tot brandhout vermalen, en de beruchte watersnood van 1953 vond plaats op 1 februari. Het gaat altijd om winterse noordwesterstormen, waarbij het water in de trechtervormige Noordzee tot grote hoogte wordt opgeduwd. Alle stuwen moesten nu dicht. Twee weken later kwam het water van de andere kant en traden onze rivieren buiten hun oevers. Toegegeven, het was een prachtig gezicht, maar sneu voor de muizen en daardoor leuk voor de meeuwen, de reigers en de roofvogels.
Maar toch. Wonen in dit land blijft een hachelijke zaak, zeker in het westelijk deel dat langzaam wegzakt richting onderwereld. Ooit stonden de veenpakketten van de Randstad een meter of vier, vijf boven zeeniveau, maar die tijden liggen zo’n duizend jaar achter ons. Sindsdien zakt het Groene Hart gestadig weg. Een groot deel hebben we bovendien in voorgaande eeuwen zonder scrupules afgegraven om het als turf op te stoken. Het westen van ons land was daarna herschapen in een aaneenschakeling van enorme meren en plassen, die vervolgens ijverig werden drooggepompt. Het laagste punt van Nederland ligt daardoor in Nieuwerkerk aan den IJssel op 6,76 meter onder NAP. Dat is intussen dus 6,87 onder zeeniveau. Het maaiveld is daar in duizend jaar zo’n tien meter lager komen te liggen, door klink, vervening en inpoldering. Je zou er maar wonen.
De turf raakte uiteindelijk op maar toen vonden we gelukkig nieuwe brandstof: het aardgas, en dus zakt nu ook Groningen schuddend en bevend weg. Wat is dat toch met dit land? We wonen griezelig dicht langs de kust in een drassige en zompende modderpoel waar Schelde, Maas, Rijn en Vecht op afwateren en dan doen we ook nog alle mógelijke moeite om het verder te laten wegzakken. Wij Nederlanders verbazen ons er dikwijls over dat er mensen op de rand van een rokende vulkaan wonen, of bovenop de San Adreasbreuk, of in het dal vlak onder een stuwdam, maar eigenlijk zijn wij geen haar slimmer, wonend in een inklinkend land naast een woest kolkende zee die al elf centimeter boven zichzelf is uitgestegen.